MYSTERIUM FIDEIOver de leer en de verering van de Heilige Eucharistie
(Soort document: H. Paus Paulus VI - Encycliek)
H. Paus Paulus VI -
3 september 1965
HOOFDSTUK 2 - De Heilige Eucharistie is een geheim van het geloof
1. Een fundamentele waarheid
Allereerst willen wij u wijzen op een waarheid, u zeker overbekend, maar van fundamenteel belang om ieder vergift van rationalisme verwijderd te houden, een waarheid, waarvoor talrijke martelaren hun bloed hebben gegeven en die door beroemde Kerkvaders en Kerkleraars onophoudelijk is beleden en onderwezen, nl. dat de Eucharistie een zeer groot Geheim is, ja zelfs bij uitstek
het geheim van het geloof, zoals de heilige Liturgie zegt. "In dit ene mysterie", zo zegt heel juist onze voorganger Leo XIII z.g., "ligt door een geheel enige overvloed en verscheidenheid van wonderen, alles opgesloten wat bovennatuurlijk is."
Paus Leo XIII, Encycliek, Over de H. Eucharistie, Mirae caritatis (22 mei 1902), 16
Wij moeten daarom dit Geheim benaderen in nederige onderwerping, niet steunend op menselijke redeneringen, die hier moeten zwijgen, maar in een onwrikbaar vasthouden aan de goddelijke openbaring.
2. Het getuigenis van Kerkvaders en Kerkleraars
De H. Johannes Chrysostomus, die, gelijk gij weet, met zoveel welsprekendheid en zoveel verlichte vroomheid sprak over het Geheim van de Eucharistie, heeft eens, toen hij zijn gelovigen over dit punt onderhield, zich zeer gelukkig uitgedrukt als volgt:
"Laten wij in alles aan God gehoorzamen zonder tegenspraak, ook al schijnt wat Hij zegt in strijd met onze rede en ons verstand; zijn woord moet zwaarder wegen dan onze rede en ons verstand. Laten wij dit ook doen met betrekking tot het Geheim (van de Eucharistie), door niet alleen oog te hebben voor datgene, wat binnen het bereik van onze zintuigen valt, maar door vast te houden aan zijn woorden. Zijn woord immers kan niet bedriegen." H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Mattheüs, In Matthaeum Homilia. 82, 4; PG 58, 743
Dergelijke uitspraken vinden wij ook herhaaldelijk bij de leraren van de scholastiek. De H. Thomas zegt: dat het waarachtig Lichaam en waarachtig Bloed van Christus tegenwoordig is in dit Sacrament, kan men niet met de zintuigen waarnemen, maar alleen weten door het geloof, dat steunt op het gezag van God. Daarom zegt Cyrillus in zijn commentaar op de woorden van Lucas
H. Cyrillus van Alexandrië, Commentaar op het Evangelie volgens Lucas, Commentarii in Lucam. XXII, 19 :
"Dit is mijn Lichaam, dat voor u gegeven wordt: Laat geen twijfel bij u opkomen of dit waar is; maar aanvaard liever in geloof de woorden van de Verlosser, want omdat Hij de Waarheid is, liegt Hij niet." H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III, q. 75, 1. 1.c
Daarom zingt dan ook, in navolging van de engelachtige leraar, het christenvolk zo dikwijls:
"Het gezicht, het gevoel en de smaak bedriegen zich in u, alleen door het horen gelooft men veilig. Ik geloof alles wat Gods Zoon gezegd heeft: Niets is meer waar dan dit woord van de waarheid." Tweede strofe van het Adoro Te
De heilige Bonaventura verklaart zelfs:
"Dat Christus in het Sacrament tegenwoordig is als in een teken, levert geen moeilijkheid op, maar dat Hij in het Sacrament waarachtig tegenwoordig is, gelijk in de hemel, dat levert een zeer grote moeilijkheid op, en daarom is het uiterst verdienstelijk, dit te geloven." H. Bonaventura, In libros Sententiarum. X, P. I, art. un., q. I: Opera omnia, tom. IV, Ad claras Aquas 1889, p. 217
3. Het moeilijke van dit Geheim
Overigens laat ook het heilig Evangelie dit door schemeren, waar het verhaalt, dat velen van Christus' leerlingen, na zijn toespraak over het eten van zijn vlees en het drinken van zijn bloed, zich terugtrokken en de Heer verlieten met de woorden: "
Deze taal stuit ons tegen de borst, en wie is nog in staat, naar Hem te luisteren?" Maar op de vraag van Jezus, of ook de Twaalf wilden heengaan, betuigde Petrus spontaan en vastbesloten zijn eigen geloof en dat van de overige apostelen met het wonderbare antwoord: "
Heer, naar wie zouden wij gaan? Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven." (
Joh. 6, 60-68)
Het is daarom vanzelfsprekend, dat wij, bij de bestudering van dit Geheim, ons als door een ster laten leiden door het leergezag van de Kerk, waaraan de goddelijke Verlosser het geschreven of overgeleverde woord Gods ter bewaring en ter verklaring heeft toevertrouwd, en dat wij dit doen in de vaste overtuiging:
"Al kan het verstand het nooit doorgronden en geen woord het verklaren, toch blijft datgene waar, wat van oudsher door het echte katholieke geloof in de gehele Kerk is verkondigd en geloofd." H. Augustinus, Opus imperfectum contra Iulianum. VI, 5, 11: PL 44, 829
4. De noodzaak van een juiste terminologie
Maar dit is niet voldoende. Naast de ongereptheid van het geloof moet men ook een juiste manier van spreken in acht nemen, om te voorkomen, dat door het gebruik van ondoordachte termen bij ons, wat God verhoede, valse meningen zouden ontstaan omtrent het geloof in de meest verheven mysteries. Een ernstige vermaning laat hier de H. Augustinus horen, wanneer hij het verschil beschouwt tussen de spreektrant, die de filosofen gebruiken, en die, welke de christenen moeten gebruiken:
"De wijsgeren spreken met grote vrijheid van uitdrukking en zij schrikken er niet voor terug, in zaken, die moeilijk te begrijpen zijn, godvruchtige oren te kwetsen. Wij echter moeten ons bij het spreken aan strikte normen houden, om niet door willekeur in het gebruik van de termen een valse mening te doen ontstaan ook omtrent datgene, wat door de termen wordt aangegeven." H. Augustinus, Over de Stad Gods, De Civitate Dei. X, 23: PL 41, 300
5. Eerbied voor de kerkelijke formuleringen van het dogma
Men moet zich dus gewetensvol houden aan de vaste uitdrukkingswijze, die de Kerk in een eeuwenlange arbeid, niet zonder de bijstand van de Heilige Geest, heeft vastgesteld en door het gezag van de concilies heeft bekrachtigd en die vaak het kenmerk en de manier van het zuivere geloof is geworden; en niemand mag zo aanmatigend zijn om deze uitdrukkingswijze naar willekeur of onder het voorwendsel van nieuwe wetenschap te veranderen. Wie immers zou kunnen dulden, dat men de dogmatische formuleringen, die de oecumenische concilies hebben gebruikt voor de mysteries van de heilige Drie-eenheid en van de Menswording, zou bestempelen als niet meer aangepast aan de mensen van onze tijd en ze zo maar door andere zou vervangen? Zo is het eveneens ontoelaatbaar, dat iemand op eigen gezag zou gaan tornen aan de formuleringen, waarmee het
Concilie van Trente het geheim van de Eucharistie te geloven heeft voorgehouden. Want deze formuleringen, alsook de andere, waarvan de Kerk zich bedient om ons de dogma's van het geloof voor te houden, drukken begrippen uit, die niet gebonden zijn aan een bepaalde cultuurvorm, aan een bepaalde graad van wetenschappelijke vooruitgang of aan de een of andere theologische school; maar ze brengen datgene tot uitdrukking, wat de menselijke geest, steunend op een universele en noodzakelijke ervaring, omtrent de realiteit ontdekt en wat hij weergeeft in de juiste en vaststaande termen, die ontleend zijn ofwel aan het gewone ofwel aan het meer ontwikkelde spraakgebruik. Daarom zijn deze termen aangepast aan alle mensen van alle tijden en plaatsen.
© 1965, Ecclesia Docens 0719, Uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
Vert.: Dr. M.H. Mulders C.ss.R., Dr. J. Kahmann C.s.R.