MYSTERIUM FIDEIOver de leer en de verering van de Heilige Eucharistie
(Soort document: H. Paus Paulus VI - Encycliek)
H. Paus Paulus VI -
3 september 1965
4. De noodzaak van een juiste terminologie
Maar dit is niet voldoende. Naast de ongereptheid van het geloof moet men ook een juiste manier van spreken in acht nemen, om te voorkomen, dat door het gebruik van ondoordachte termen bij ons, wat God verhoede, valse meningen zouden ontstaan omtrent het geloof in de meest verheven mysteries. Een ernstige vermaning laat hier de H. Augustinus horen, wanneer hij het verschil beschouwt tussen de spreektrant, die de filosofen gebruiken, en die, welke de christenen moeten gebruiken:
"De wijsgeren spreken met grote vrijheid van uitdrukking en zij schrikken er niet voor terug, in zaken, die moeilijk te begrijpen zijn, godvruchtige oren te kwetsen. Wij echter moeten ons bij het spreken aan strikte normen houden, om niet door willekeur in het gebruik van de termen een valse mening te doen ontstaan ook omtrent datgene, wat door de termen wordt aangegeven." H. Augustinus, Over de Stad Gods, De Civitate Dei. X, 23: PL 41, 300
5. Eerbied voor de kerkelijke formuleringen van het dogma
Men moet zich dus gewetensvol houden aan de vaste uitdrukkingswijze, die de Kerk in een eeuwenlange arbeid, niet zonder de bijstand van de Heilige Geest, heeft vastgesteld en door het gezag van de concilies heeft bekrachtigd en die vaak het kenmerk en de manier van het zuivere geloof is geworden; en niemand mag zo aanmatigend zijn om deze uitdrukkingswijze naar willekeur of onder het voorwendsel van nieuwe wetenschap te veranderen. Wie immers zou kunnen dulden, dat men de dogmatische formuleringen, die de oecumenische concilies hebben gebruikt voor de mysteries van de heilige Drie-eenheid en van de Menswording, zou bestempelen als niet meer aangepast aan de mensen van onze tijd en ze zo maar door andere zou vervangen? Zo is het eveneens ontoelaatbaar, dat iemand op eigen gezag zou gaan tornen aan de formuleringen, waarmee het
Concilie van Trente het geheim van de Eucharistie te geloven heeft voorgehouden. Want deze formuleringen, alsook de andere, waarvan de Kerk zich bedient om ons de dogma's van het geloof voor te houden, drukken begrippen uit, die niet gebonden zijn aan een bepaalde cultuurvorm, aan een bepaalde graad van wetenschappelijke vooruitgang of aan de een of andere theologische school; maar ze brengen datgene tot uitdrukking, wat de menselijke geest, steunend op een universele en noodzakelijke ervaring, omtrent de realiteit ontdekt en wat hij weergeeft in de juiste en vaststaande termen, die ontleend zijn ofwel aan het gewone ofwel aan het meer ontwikkelde spraakgebruik. Daarom zijn deze termen aangepast aan alle mensen van alle tijden en plaatsen.
© 1965, Ecclesia Docens 0719, Uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
Vert.: Dr. M.H. Mulders C.ss.R., Dr. J. Kahmann C.s.R.