![](skins/rkdocs1/view/images/logo.png)
H. Paus Johannes Paulus II - 23 november 1982
Na wat ik bij wijze van inleiding gezegd heb, wil ik nu in het bijzonder terugkeren tot bovengenoemde ontmoeting, die in november 1979 plaats had. U herinnert zich ongetwijfeld de kwesties waarover toen in opbouwende zin en vruchtbaar is onderhandeld in het licht van de'grondslagen' waarvan de uitvoering afhangt van de taak die met het oog op het geheel van de kerk moet worden vervuld (vgl. AAS, t.z.p., blz. 1455 (Archief van de Kerken 35 (1980), 414)): de eerste kwestie hing samen met het geheel van de structuren van de Romeinse curie; de tweede met het werk van de pauselijke academies; de derde met de economische middelen van de Apostolische Stoel. Gedurende die jaren, die hoewel kort, toch gekenmerkt waren door ernstige gebeurtenissen en omstandigheden, heeft de Apostolische Stoel getracht het program af te werken dat toen uiteengezet en behandeld is door de leden van deze vergadering - hetzij door de afzonderlijke leden, hetzij verenigd volgens de verschillende taalgroepen -en waarover ik kort gesproken heb bij de H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak
Een belangrijke etappe op de weg van de collegialiteit
Bij de afsluiting van speciale vergadering van het College van Kardinalen
(9 november 1979). U weet ook heel goed hoe de door u opgestelde plannen ten uitvoer gebracht werden en worden. In het bijzonder zou ik u willen herinneren aan wat gezegd is over het noodzakelijke verband met de Pauselijke raad voor de menselijke cultuur in een H. Paus Johannes Paulus II - Brief
Aan Kardinaal Agostino Casaroli, staatssecretaris, waarmee de Pauselijke Raad voor de Cultuur ingesteld is
(20 mei 1982) aan de kardinaal voor de openbare zaken van de kerk; die raad is zijn werkzaamheid reeds met veel ijver begonnen. Bovendien bewerkt de toenemende zorg over de economische situatie dat hierop bij voortduring en met waakzaam oog aandacht wordt besteed; een vrucht daarvan is de 'Raad van kardinalen ter behartiging van de organische en economische kwesties van de Apostolische Stoel' die op 31 mei verleden jaar is ingesteld door een brief die begint met de woorden 'H. Paus Johannes Paulus II - Brief
Comperta habentes
Raad van kardinalen ter behartiging van de organische en economische kwesties van de Apostolische Stoel (31 mei 1981)'; bovendien voel ik mij verplicht u allen dank te zeggen voor de krachtige steun die de Apostolische Stoel vooral van de plaatselijke kerken mocht ontvangen.
Ook andere zaken, waarover bij die gelegenheid is gehandeld, en die behoren tot het algemeen actie-program van de kerk voor de mens in de wereld van deze tijd, hebben een gunstige ontwikkeling doorgemaakt: ik moge hier melding maken van de taak van zeer groot belang, gelegen op het terrein van de pastoraal voor het gezin; deze taak is overwogen en behandeld op de laatste zitting van de bisschoppensynode; de aanbevelingen en voorstellen ervan zijn vervat in de apostolische exhortatie die begint met de woorden 'H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Familiaris Consortio
Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd
(22 november 1981)' en die op 22 november 1981 werd gepubliceerd. Vooral echter vond dit thema uitdrukking in een nieuw orgaan van de Romeinse curie, de Pauselijke Raad voor het Gezin, welke ingesteld werd door het motu proprio 'H. Paus Johannes Paulus II - Motu Proprio
Familie a Deo instituta
Oprichting van de Pauselijke Raad voor het Gezin
(9 mei 1981)' van 9 mei vorig jaar. Ik moge u ook herinneren aan de oprichting van een Pauselijk instituut voor de studies over huwelijk en gezin aan de pauselijke universiteit van het Lateraan, waarvan de volledige juridische vorm onlangs door mij is erkend en verordend in de apostolische constitutie 'H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Constitutie
Magnum Matrimonii Sacramentum
Oprichting van het Pauselijk Instituut voor studie van huwelijk en gezin (7 oktober 1982)' van 7 oktober van dit jaar.
Bovendien is de bezorgdheid van de Apostolische Stoel voor de juiste en gestadige bevordering van de heilige liturgie door initiatieven volgens de richtlijnen ter vernieuwing, die het Tweede Vaticaans Concilie heeft uitgegeven, overduidelijk. Want het is bekend dat volgens de stemming in onze vergadering drie jaar geleden de eigen bevoegdheden van iedere afdeling van de Heilige congregatie voor de sacramenten en de goddelijke eredienst nauwkeuriger zijn bepaald. Daardoor is een grotere doeltreffendheid gegeven - zoals ik tot de leden van de Romeinse curie bij het aanbreken van het plechtige feest van de heilige Petrus en Paulus heb gezegd - aan de afdeling voor de goddelijke eredienst, in die zin dat de normen van het concilie op het vitale gebied van de heilige liturgie steeds nauwkeuriger worden onderhouden.