• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

H. JULIANA VAN CORNILLON

Dierbare broeders en zusters,

Ook deze morgen zou ik u een vrouw willen voorstellen; zij is weinig gekend en nochtans heeft de Kerk veel aan haar te danken, niet alleen omwille van haar heiligheid van leven, maar ook omdat zij door haar grote ijver heeft bijgedragen tot de invoering van één van de belangrijkste liturgische hoogfeesten van het jaar, “Corpus Domini”. Het gaat over Juliana van Cornillon, ook gekend onder de naam heilige Juliana van Luik. Wij beschikken over enige informatie over haar leven, vooral via een biografie, waarschijnlijk geschreven door een geestelijke van haar tijd, met meerdere getuigenissen van mensen die de heilige zelf gekend hebben.

Juliana is geboren tussen 1191 en 1192, bij Luik in België. Het is belangrijk deze plaats te belichten omdat het bisdom Luik in die tijd bij wijze van spreken, een waar Eucharistisch cenakel was. Reeds voor Juliana, hadden eminente theologen de hoogste waarde van het sacrament van de Eucharistie verduidelijkt en in Luik bestonden ook vrouwengroeperingen die de Eucharistische aanbidding en de vurige communie bijzonder genegen waren. Door voorbeeldige priesters geleid, leefden zij in gemeenschap en wijdden zich aan gebed en werken van naastenliefde.

Juliana werd op vijfjarige leeftijd wees en werd met haar zus Agnes toevertrouwd aan de zusters Augustinessen in het klooster en leprozenhuis van Mont-Cornillon. Vooral zuster Sapientia begeleidde haar en volgde haar geestelijke groei tot Juliana het habijt ontving en zelf Augustijner moniale werd. Zij verwierf een aanzienlijke ontwikkeling, zodat zij de werken van de Kerkvaders in het Latijn kon lezen, in het bijzonder de heilige Augustinus en de heilige Bernardus. Naast haar levendige intelligentie, gaf Juliana al vlug blijk van een opmerkelijke aanleg voor contemplatie; zij had een diep aanvoelen van Christus’ aanwezigheid, die zij bijzonder intens ervoer in het sacrament van de Eucharistie en door veelvuldige meditatie van Jezus’ woord: “Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld” (Mt. 28, 20).

Op de leeftijd van zestien, had zij een eerste visioen, dat zich nadien meerdere keren voordeed in haar Eucharistische aanbiddingen. Het visioen stelde de maan voor in heel haar pracht, en over de doorsnede liep een zwarte strook. De Heer deed haar de betekenis begrijpen van wat haar verschenen was. De maan symboliseerde het leven van de Kerk op aarde, de duistere band stond daarentegen voor de afwezigheid van een liturgisch feest; voor de instelling van dat feest werd aan Juliana gevraagd zich daar helemaal voor te geven: een feest namelijk, waarop de gelovigen de Eucharistie konden aanbidden zodat hun geloof zou groeien, zodat zij vooruitgang zouden maken in de beoefening van de deugden en genoegdoening geven voor de beledigingen tegenover het Allerheiligste Sacrament.

Gedurende ongeveer twintig jaar, bewaarde Juliana die ondertussen priorin van het klooster geworden was, het geheim van deze openbaring, die haar hart met vreugde vervuld had. Daarna nam ze twee vurige aanbidsters van de Eucharistie in vertrouwen, de zalige Eva die als kluizenares leefde en Isabella die haar naar het klooster van Mont-Cornillon gevolgd was. De drie vrouwen sloten een soort van “geestelijke alliantie” met de bedoeling het Allerheiligste vereren. Zij vroegen ook hulp aan een zeer gewaardeerde priester, Jean de Lausanne, kanunnik van de Sint-Martinuskerk in Luik, en vroegen hem theologen en geestelijken te spreken over wat hun ter harte ging. Hun reacties waren positief en bemoedigend.

Wat Juliana van Cornillon overkwam, gebeurt dikwijls in het leven van heiligen: om te weten of een inspiratie van God komt, dient men zich steeds onder te dompelen in gebed, geduldig te wachten, vriendschap met andere goede zielen te zoeken en zich met hen te confronteren, en vooral zich te onderwerpen aan het oordeel van de herders van de Kerk. Het was precies de bisschop van Luik, Robert de Thourotte, die na aanvankelijke aarzeling, het voorstel van Juliana en haar gezellinnen aanvaardde en in zijn bisdom voor het eerst het feest instelde van “Corpus Domini”. Later volgden andere bisschoppen zijn voorbeeld en stelden hetzelfde feest in op het grondgebied dat aan hun herderlijke zorg was toevertrouwd.

De Heer vraagt aan heiligen echter dikwijls beproevingen te doorstaan, opdat hun geloof zou toenemen. Dat was ook zo voor de heilige Juliana, die de sterke tegenkanting te verduren kreeg van sommige leden van de geestelijkheid en van de overste van wie het klooster afhankelijk was. Daarom verliet Juliana op zijn verzoek, met enkele gezellinnen het klooster van Mont-Cornillon en waren zij gedurende tien jaar, van 1248 tot 1258, in verschillende cisterciënzerinnenkloosters te gast. Zij stichtte iedereen door haar nederigheid, maakte nooit verwijten, gaf geen kritiek op haar tegenstanders, maar bleef de Eucharistische eredienst ijverig verspreiden. Zij sliep in 1258 in, te Fosses-La-Ville, België. In de cel waar zij stierf, werd het Allerheiligste Sacrament uitgesteld en naar de woorden van haar biograaf, stierf Juliana toen zij in een laatste liefdeselan Jezus Eucharistie schouwde, die zij altijd bemind, geëerd en aanbeden had.

Jacques Pantaléon de Troyes, die de heilige gekend had toen hij als aartsdiaken dienst deed in Luik, werd eveneens voor het feest van “Corpus Domini” gewonnen. Het was hij die, Paus geworden onder de naam van Urbanus IV, in 1264 het hoogfeest van “Corpus Domini” instelde als een verplicht feest voor de universele Kerk, op de donderdag na Pinksteren. In de instellingsbulle, “Paus Urbanus IV - Bul
Transiturus de hoc mundo
Instelling van Sacramentsdag
(11 augustus 1264)
” (11 augustus 1264), herinnert Paus Urbanus opnieuw en discreet aan de mystieke ervaringen van Juliana en staaft er de authenticiteit van: “Alhoewel de Eucharistie elke dag plechtig gevierd wordt, achten wij het juist (...) dat het ten minste eens per jaar met nog grotere plechtigheid gevierd wordt. De andere zaken die wij gedenken, vatten wij namelijk met de geest en het verstand, maar wij verkrijgen daarom hun werkelijke aanwezigheid niet. In deze sacramentele gedachtenis van Christus daarentegen, zij het onder een andere vorm, is Jezus Christus in Zijn eigen substantie bij ons aanwezig. Toen Hij zou opstijgen ten hemel, zei hij namelijk: 'Ik ben met u alle dagen tot de voleinding der wereld' (Mt. 28, 20).”

De Paus wou zelf het voorbeeld geven door het hoogfeest van “Corpus Domini” in Orvieto te vieren, de stad waar hij toen verbleef. Op zijn bevel werd en wordt nog in de kathedraal van de stad het bekende corporale bewaard dat de sporen draagt van het Eucharistisch wonder dat een jaar voordien, in 1263, plaatshad in Bolzano. Toen een priester het brood en de wijn consacreerde, werd hij aangegrepen door grote twijfel over de werkelijke aanwezigheid van het Lichaam en Bloed van Christus in het Sacrament van de Eucharistie. Op een wonderbare manier begonnen enkele druppels bloed uit de geconsacreerde hostie te druppen, en bevestigden zo wat ons geloof belijdt. Ubanus IV vroeg aan één van de grootste theologen uit de geschiedenis, de heilige Thomas van Aquino - die in die tijd de Paus vergezelde en zich in Orvieto bevond –voor dit grote feest liturgische teksten op te stellen. Zij zijn tot op vandaag in de Kerk in gebruik, het zijn meesterwerken waarin theologie en poëzie met elkaar vermengd zijn. Het zijn teksten die de snaren van het hart doen trillen om de lof en dankbaarheid aan het Allerheiligste Sacrament uit te drukken, terwijl het verstand met bewondering doordringt in het mysterie, erkent het in de Eucharistie de levende en waarachtige aanwezigheid van Jezus, van Zijn liefdesoffer dat ons met de Vader verzoent en ons het heil geeft.

Zelfs wanneer na de dood van Urbanus IV de viering van “Corpus Domini” zich beperkte tot bepaalde streken in Frankrijk, Duitsland, Hongarije en Noord-Italië, gaf een andere Paus, Johannes XXII, het in 1317 terug aan heel de Kerk. Sindsdien heeft het feest een wondere ontwikkeling gekend en is het nog zeer geliefd bij het Christenvolk.

Ik stel met vreugde vast dat zich vandaag in de Kerk een “Eucharistische lente” voordoet: hoevelen blijven stil voor het tabernakel in een liefdevol gesprek met Jezus! Het is bemoedigend te weten dat vele jongerengroeperingen opnieuw de schoonheid van de aanbidding van het Allerheiligste Sacrament ontdekt hebben. Ik denk bijvoorbeeld aan onze Eucharistische aanbidding in Paus Benedictus XVI - Toespraak
Gebedswake op de vooravond van de zaligverklaring van John Henry Kardinaal Newman
Hyde Park, Londen
(18 september 2010)
. Ik bid opdat deze Eucharistische lente steeds meer zou uitbreiden tot alle parochies, bijzonder in België, het vaderland van de heilige Juliana. De eerbiedwaardige Johannes Paulus II stelde in de encycliek “H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Ecclesia de Eucharistia
De Kerk leeft van de Eucharistie
(17 april 2003)
” vast dat “op vele plaatsen, de aanbidding van het Heilig Sacrament dagelijks een ruime plaats heeft ingenomen en een onuitputtelijke bron van heiligheid wordt. Vrome deelname van de gelovigen aan de Sacramentsprocessie op het hoogfeest van het Lichaam en Bloed van Christus is een genade van de Heer die ieder jaar de deelnemers met vreugde vervult. Men zou hier ook andere positieve tekens van Eucharistisch geloof en liefde kunnen vermelden” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Kerk leeft van de Eucharistie, Ecclesia de Eucharistia (17 apr 2003), 10.
Terugdenkend aan de heilige Juliana van Cornillon vernieuwen wij ook het geloof in de waarachtige aanwezigheid van Christus in de Eucharistie. Zoals het “Catechismus-Compendium
Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk
(28 juni 2005)
” ons leert, “Jezus Christus is in de eucharistie op een unieke en onvergelijkelijke wijze tegenwoordig. Hij is immers tegenwoordig op een waarachtige, werkelijke en substantiële wijze: met zijn Lichaam en zijn Bloed, met zijn ziel en zijn godheid. In haar is dus op sacramentele wijze, dat wil zeggen onder de eucharistische gedaanten van brood en wijn, de gehele Christus tegenwoordig: God en mens” Catechismus-Compendium, Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk (28 juni 2005), 282.

Dierbare vrienden, de trouw ontmoeting met de Eucharistische Christus in de zondagsmis is essentieel voor de weg van het geloof, maar laten we ook proberen de Heer regelmatig te bezoeken, die aanwezig is in het tabernakel! Als we in aanbidding naar de geconsacreerde Hostie kijken, ontmoeten wij de gave van Gods liefde, ontmoeten wij het Lijden en het Kruis van Jezus evenals Zijn Verrijzenis. Het is precies door onze blik van aanbidding dat de Heer ons tot Hem trekt in Zijn mysterie, om ons om te vormen zoals Hij brood en wijn omvormt. De heiligen hebben altijd sterkte, troost en vreugde gevonden in de ontmoeting met de Eucharistie. Met de woorden van de Eucharistische hymne, “Adoro te devote”, herhalen wij voor de Heer die in het Allerheiligste Sacrament aanwezig is: “Maak dat ik altijd meer in U zou geloven, meer mijn hoop op U zou stellen, U meer zou beminnen!”

Zie ook:

Samenvatting: H. Juliana van Cornillon

Document

Naam: H. JULIANA VAN CORNILLON
Soort: Paus Benedictus XVI - Audiëntie
Auteur: Paus Benedictus XVI
Datum: 17 november 2010
Copyrights: © 2010, Libreria Editrice Vaticana
Vert.: Sorores Christi; alineaverdeling en -nummering: redactie
Bewerkt: 7 november 2019

Referenties naar dit document

 
Geen documenten gevonden!

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test