H. Paus Pius X - 4 augustus 1908
Zo ook: als een priester de toeleg op heiligheid verwaarloost, zal hij in het geheel niet het zout van de aarde kunnen zijn. Immers, wat bedorven en bezoedeld is, deugt in het geheel niet om voor bederf te vrijwaren, en waar de heiligheid ontbreekt, daar volgt onvermijdelijk het bederf. Daarom noemt Christus, Zijn vergelijking voortzettend, zulke priesters smakeloos geworden zout, dat "nergens meer goed voor is dan om weggeworpen" en dus "door de mensen vertrapt te worden". (Mt. 5, 13)