
H. Paus Pius X - 4 augustus 1908
Iedereen immers die de priesterlijke waardigheid bezit, bezit die niet voor zich alleen, maar ook voor anderen: "Want iedere hogepriester wordt uit het midden van de mensen genomen, en ten bate van de mensen aangesteld voor hun betrekkingen tot God." (Hebr. 5, 1) Dit heeft ook Christus te kennen gegeven. Om nl. aan te tonen wat voor doel de priesterarbeid heeft, vergeleek Hij hen met het zout, en met het licht. De priester is dus het licht van de wereld, het zout van de aarde. Nu weet zeker iedereen, dat dit vooral zo is door de verkondiging van de christelijke waarheid. Maar ook: zou het wel iemand onbekend kunnen zijn, dat het onderricht van de priester bijna geen nut kan hebben, als hij niet door zijn voorbeeld bevestigt wat hij door zijn woorden leert? De hoorders zullen dan, weliswaar beledigend van hun kant, maar toch niet onverdiend, de opwerping maken: "Zij geven voor, God te kennen, maar door hun gedrag loochenen zij Hem." (Tit. 1, 16) Zijn onderricht zullen zij dan verwerpen en het licht van de priesters zal voor hen niet schijnen. Daarom heeft Christus zelf, die een voorbeeld geworden is voor de priesters, eerst met daden, en daarna met woorden geleerd: "Jezus begon te doen en te leren." (Hand. 1, 1)