
Bisschoppen van de RK Kerkprovincie in Nederland - 23 januari 1968
Ofschoon er op onderscheiden punten verschil van opvatting is tussen de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland ten aanzien van de doop, toch erkennen zij gemeenschappelijk, dat de doop teken en zegel is van de ene verbonds-gemeenschap met de drie-enige God, Vader Zoon en heilige Geest, zoals deze gestalte krijgt in Christus' kerk, welke naar haar wezen één is, en waarin Christus de zijnen uit alle volken der aarde tot zich vergadert (vergelijk Matteüs 28: 19: 'Gaat dan heen, maakt al de volken tot mijn discipelen, en doopt hen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest'). Krachtens deze betekenis van de doop zien wij hierin ook een oproep van Christus' wege tot al de zijnen om in gebondenheid aan zijn Woord met alle kracht te streven naar de openbaring van hun eenheid in Hem, die hun Hoofd is.
Uitgaande van deze gemeenschappelijke erkenning achten zij het van het grootste belang, dat er tussen de christelijke kerken een overeenkomst tot stand komt, wat betreft:
De vorm van de doopbediening zal een reiniging met water moeten zijn. Dit kan geschieden door onderdompeling in en besprenkeling of begieting met water. De Schrift wijst namelijk op het in de doop zich voltrekkend geheim van een medebegraven worden in Christus' dood: opdat, gelijk Christus uit de doden is opgewekt door de majesteit van de Vader, zo ook wij in nieuwheid van leven zouden wandelen. Romeinen 6: 4 In het waterbad met het Woord zien zij een teken van de heiliging en de rechtvaardiging in de naam van de Heer Jezus Christus 1 Korinthe 6: 11: 'maar gij hebt u laten afwassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God', en van de reiniging in zijn bloed, dat hij als Middelaar van het Nieuwe Verbond heeft vergoten (Hebr. 9, 14, : 'zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken om de levende God te dienen')
Een simpele bevochtiging van het voorhoofd van de dopeling wordt door de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland als teken van reiniging minder juist geacht, al betekent dat niet, dat de geldigheid van een aldus bediende doop moet worden ontkend, wanneer overigens aan de voorwaarden van een geldige doopbedie-ning is voldaan. Naar het gemeenschappelijk belijden van onze kerken wordt gedoopt met de woorden: 'Ik doop u in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest'. overeenkomstig Matteüs 28: 19
Het uitspreken van de trinitarische formule houdt in een werkelijk geloof in Vader, Zoon en heilige Geest, zoals de uitgesproken bedoeling om te dopen de intentie veronderstelt om datgene te doen, wat door de kerk van de aanvang af in gehoorzaamheid aan haar Heer met de doophandeling bedoeld is. Het geloof in de drie-enige God moet aanwezig zijn bij de kerkgemeenschap, in wier midden de doop bediend wordt, en dient te worden aangenomen aanwezig te zijn bij de betrokken ouders of bij hen, die in de rechten van de ouders gesteld zijn.
Alleen wanneer gegronde twijfel bestaat aangaande het belijden van een gemeenschap ten aanzien van het trinitarisch geloven en belijden der ene kerk van Christus, zal de geldigheid van de doop, die bediend is door een bedienaar van deze gemeenschap, evenzeer in twijfel getrokken moeten worden. Bij de beoordeling hiervan lost alleen het gebruik van de trinitarische formule een gerezen twijfel niet op. Daar bij de doopbedie-ning heel de kerkelijk gemeenschap, waarin de dopeling als lid wordt opgenomen, betrokken is, moet de bedienaar van de doop door de betrokken gemeenschap tot dopen gemachtigd zijn. Wie door een kerkelijke gemeenschap wel en wie niet tot dopen worden gemachtigd, moet aan de beslissing en de verantwoordelijkheid van de betreffende gemeenschap worden overgelaten. Verschil van kerkelijke praktijk in dezen oefent geen invloed uit op de dooperkenning.
Om tot uitdrukking te brengen, dat heel de kerkelijke gemeenschap bij de doop be-trokken is, dient de doopbediening zoveel mogelijk in het midden van de gemeente te geschieden. Daarom moet bevorderd worden, dat de ouders, die hun kind ten doop aanbieden op actieve wijze present kunnen zijn bij de doop van hun kind, en daarom is het onjuist, dat kinderen geheel buiten medeweten en verlangen van hun ouders om worden gedoopt.