Paus Benedictus XVI - 27 september 2010
Beste broeders en zusters,
De Werelddag voor migranten en vluchtelingen biedt heel de Kerk de gelegenheid om na te denken over een thema dat verband houdt met het groeiend verschijnsel van de migratie, om te bidden dat de harten opengaan voor een christelijke opvang en om te bewerkstelligen dat in de wereld gerechtigheid en liefde, de steunpilaren voor de opbouw van een authentieke en duurzame vrede, groeien. “Zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben” (Joh. 13, 34) is de uitnodiging die de Heer met kracht tot ons richt en voortdurend tot ons herhaalt: als de Vader ons roept om in zijn welbeminde Zoon geliefde kinderen te zijn, dan roept Hij ons allen ook om elkaar te erkennen als broeders en zusters in Christus.
Uit deze diepe verbondenheid tussen alle menselijke wezens komt het thema voort dat ik dit jaar heb gekozen voor onze overweging, “Eén enige menselijke familie”, één enige familie van broeders en zusters in samenlevingen die steeds meer multi-etnisch en intercultureel worden, waar ook de personen met een verschillende godsdienst worden aangespoord tot een dialoog om tot een serene en vruchtbare samenleving te komen met respect voor gewettigde verschillen. Het Tweede Vaticaans Concilie stelt dat “alle volkeren één gemeenschap vormen; zij hebben één oorsprong, daar God heel het menselijk geslacht over de gehele oppervlakte van de aarde deed wonen; zij hebben één einddoel: God, wiens voorzienigheid, bewijzen van goedheid en heilsbesluiten zich uitstrekken tot allen” 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 1. Zo “leven wij niet toevallig naast elkaar; wij gaan allen voort langs een gemeenschappelijke weg, als mannen en vrouwen en daarmee als broeders en zusters” Paus Benedictus XVI, Boodschap, Wereldvredesdag 2008, De mensenfamilie, een vredesgemeenschap (8 dec 2007), 6.
De weg is dezelfde, die van het leven, maar de omstandigheden die wij op dit traject doormaken, zijn, verschillend: velen moeten de moeilijke ervaring van migratie in haar verschillende uitingen onder ogen zien: intern of internationaal, permanent of seizoensgebonden, economisch of politiek, vrijwillig of gedwongen. In verschillende gevallen wordt het vertrek uit eigen land gestimuleerd door diverse vormen van vervolging, zodat vluchten noodzakelijk wordt. Het verschijnsel zelf van de globalisering, dat kenmerkend is voor onze tijd, is verder niet alleen een socio-economisch proces, maar brengt ook “een in toenemende mate met elkaar vervlochten mensheid” met zich mee, daarbij geografische en culturele grenzen overschrijdend. Wat dit betreft houdt de Kerk niet op eraan te herinneren dat de diepe betekenis van dit proces in deze tijd en zijn fundamenteel ethisch criterium nu juist worden gegeven in de eenheid van de familie van de mensheid en het vorderingen maken in het goede Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, Caritas in Veritate (29 juni 2009), 42. Allen maken dus deel uit van één enige familie, migranten en lokale bevolkingen die hen opvangen, en allen hebben hetzelfde recht om gebruik te maken van de goederen van de aarde, waarvan de bestemming universeel is, zoals de sociale leer van de Kerk leert. Hier vinden solidariteit en samen delen hun grondslag.
In deze context is de aanwezigheid van de Kerk, als volk van God in de geschiedenis op weg temidden van alle volkeren, een bron van vertrouwen en hoop. De Kerk is immers “in Christus als het ware het sacrament, dat wil zeggen het teken en het instrument, van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 1; en dankzij het werken van de Heilige Geest in haar “is de poging tot een medemenselijkheid die heel de wereld omvat niet ijdel” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 38. In het bijzonder vormt de heilige Eucharistie in het hart van de Kerk een onuitputtelijke bron van gemeenschap voor de mensheid. Dankzij haar omvat het volk “alle rassen en stammen en volken en talen” (Openb. 7, 9), niet met een soort heilige macht, maar met een hoogste dienst van de liefde. Het beoefenen van de liefde, vooral jegens de armsten en de zwaksten, is inderdaad het criterium dat de authenticiteit van de eucharistievieringen bewijst Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Blijf bij ons, Heer, Mane nobiscum, Domine (7 okt 2004), 28.
Ook in het geval van gedwongen migranten voedt solidariteit zich met de “reserve” aan liefde die ontstaat uit het feit dat wij elkaar als één enige menselijke familie en, voor de katholieke gelovigen, als ledematen van het Mystieke Lichaam van Christus beschouwen: wij zijn immers van elkaar afhankelijk, allen verantwoordelijk voor de broeders en zusters in mens-zijn en, voor wie gelooft, in het geloof. Ik had reeds de gelegenheid om te zeggen dat “het opnemen van vluchtelingen en het verlenen van gastvrijheid aan hen voor alle een verplicht gebaar is van menselijke solidariteit, opdat zij zich niet geïsoleerd voelen vanwege onverdraagzaamheid en desinteresse” Paus Benedictus XVI, Audiëntie, (42e catechese in deze reeks), H. Athanasius van Alexandrië (20 juni 2007). Mededeling ná de catechese. Dat betekent dat allen die worden gedwongen om hun huis en hun land te verlaten, geholpen zullen worden om een plaats te vinden waar zij in vrede en veiligheid kunnen leven, waar zij kunnen werken en de rechten en plichten die in het land dat hen opneemt bestaan, op zich kunnen nemen door bij te dragen aan het algemeen welzijn zonder de religieuze dimensie van het leven te vergeten.
Beste broeders en zusters, de wereld van de migranten is uitgestrekt en divers. Zij kent schitterende en veelbelovende, maar helaas ook zovele andere, dramatische en onwaardige ervaringen van de mens en van maatschappijen die zich beschaafd noemen. Voor de Kerk is deze werkelijkheid een veelzeggend teken van onze tijd, dat de aandacht vestigt op de roeping van de mensheid om één enige familie te vormen en tegelijkertijd op de moeilijkheden die in plaats van haar te verenigen haar verdelen en verscheuren. Laten wij de hoop niet verliezen en bidden wij samen tot God, de Vader van allen, dat Hij ons helpt om in staat te zijn, ieder in eerste persoon, mannen en vrouwen, tot broederlijke betrekkingen; en dat op maatschappelijk, politiek en institutioneel vlak wederzijds begrip en achting tussen volkeren en culturen toenemen. Met deze wensen en onder aanroeping van de voorspraak van de heilige Maria, Stella maris, zend ik van harte aan allen de apostolische zegen, in het bijzonder aan de migranten en de vluchtelingen en aan allen die op dit belangrijke terrein werkzaam zijn.
Uit Castel Gandolfo, 27 september 2010
Paus Benedictus XVI