
Paus Benedictus XVI - 18 oktober 2010
Jullie tijd op het seminarie is bovenal een tijd van studie. Het Christelijk geloof heeft een belangrijke rationele en intellectuele dimensie. Als die dimensie ontbrak, zou het niet zichzelf zijn. Paulus spreekt van de “de beginselen van de leer” waaraan we zijn toevertrouwd bij de Doop (Rom. 6, 17). Jullie kennen allemaal de woorden van Sint Petrus die door de middeleeuwse theologen gezien werden als rechtvaardiging van een rationele en wetenschappelijke theologie: “{Wees} altijd bereid tot verantwoording aan ieder die rekenschap vraagt van de hoop die in u leeft” (1 Pt. 3, 15). Leren hoe zo’n verantwoording af te leggen is één van de belangrijkste verantwoordelijkheden van jullie jaren op het seminarie. Ik kan jullie slechts bepleiten: wees toegewijd aan je studie! Maak gebruik van je jaren van studie! Je zal het niet betreuren. Zeker, de onderwerpen die je bestudeerd kunnen vaak ver verwijderd lijken van de praktijk van het Christelijk leven en het pastorale dienstwerk. Maar het is totaal onterecht om te twijfelen aan de praktische waarde daarvan door te vragen: zou me dit in de toekomst kunnen helpen? Zou het praktisch of pastoraal nuttig zijn? Het gaat er niet om ogenschijnlijk duidelijk nuttige dingen te leren, maar om de interne structuur van het geloof als geheel te begrijpen en waarderen, zodat het een antwoord kan worden op de vragen van mensen die oppervlakkig gezien veranderen van generatie op generatie maar uiteindelijk dezelfde blijven. Daarom is het belangrijk om voorbij de veranderlijke vragen van het moment te kijken om de ware vragen te begrijpen, en zo te begrijpen hoe de antwoorden ware antwoorden zijn. Het is belangrijk om een diepgaande kennis te hebben van de heilige Schrift als geheel, in zijn eenheid als het Oude en Nieuwe Testament; hoe de teksten tot stand zijn gekomen, hun literaire kenmerken, het proces waardoor zij de canon van heilige boeken gingen vormen, de dynamiek van hun interne eenheid, een eenheid die misschien niet op het eerste gezicht duidelijk is; maar die in feite de individuele teksten hun volle betekenis geeft. Het is belangrijk om bekend te zijn met de Kerkvaders en de grote Concilies waarin de Kerk door gelovige reflectie zich de essentiële uitspraken van de Schrift eigen maakte. Ik kan met gemak nog doorgaan. Wat we dogmatische theologie noemen is het begrijpen van de afzonderlijke inhoud van het geloof in eenheid met zichzelf, ja zelfs in hun ultieme simpliciteit: elk individuele onderdeel is uiteindelijk slechts een uiting van ons geloof in de ene God die zich heeft geopenbaard aan ons en dat nog altijd doet. Ik hoef het belang van het kennen van de belangrijkste kwesties in de moraaltheologie en de sociale leer van de Kerk niet uit te leggen. Het moderne belang van de oecumenische theologie, en van een kennis van de verschillende Christelijke gemeenschappen, is duidelijk; dat geldt ook voor het belang van een introductie op de grote religies, om maar te zwijgen van de filosofie: het begrijpen van dat menselijke proces van vragen en zoeken waarop het geloof wil antwoorden. Maar je zult ook moeten leren om het kerkrecht te begrijpen en – ja, zelfs – er van te houden, te waarderen hoe noodzakelijk het is en de praktische toepassingen ervan op waarde te schatten: een maatschappij zonder wetten zou een maatschappij zonder rechten zijn. De wet is de voorwaarde voor de liefde. Ik zal niet verder gaan met deze lijst, maar slechts nog eenmaal herhalen: hou van de studie van theologie en volg het in het heldere bewustzijn dat theologie is gegrondvest in de levende gemeenschap van de Kerk die, met haar autoriteit, niet in de tegenstelling tot de theologische wetenschap staat, maar haar vooronderstelt. Afgesneden van de gelovende Kerk zou de theologie niet langer zichzelf zijn en in plaats daarvan een samenraapsel van verschillende disciplines zonder interne eenheid worden.