H. Paus Johannes Paulus II - 21 augustus 1996
Dit is ook in recente tijden gebeurd. Ik schreef in 1989: “Dikwijls begonnen bloeiende christelijke gemeentes als kleine kolonies van migranten, die onder leiding van een priester elkaar ontmoetten in bescheiden gebouwen om het woord van God te horen en Hem om moed te smeken om beproevingen en offers van hun moeilijke leven het hoofd te bieden.” H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Voor de Wereldmigratiedag 1989 (10 sept 1989), 2 Vele volkeren leerden Christus kennen door migranten, vanuit landen die al in vroegere tijden geëvangeliseerd waren.
Heden ten dage is in de migratiebeweging het omgekeerde geval. Het zijn in toenemende mate niet-christenen, die naar landen met een christelijke traditie vertrekken op zoek naar werk en betere levensomstandigheden en dikwijls doen zij dat als illegale emigranten en vluchtelingen. Dit veroorzaakt aanzienlijke problemen, die niet gemakkelijk op te lossen zijn. De kerk van haar kant, als de barmhartige Samaritaan, voelt het als haar plicht dicht bij de illegale immigrant en vluchteling te zijn, de hedendaagse afbeelding van de beroofde reiziger, geslagen en achtergelaten op de weg naar Jericho. Vgl. Lc. 10, 30 Ze gaat naar hem toe en “giet op zijn wonden olie van troost en wijn van hoop”, Italiaans Missaal, Prefatie 8 zich daarbij geroepen voelend een levend teken van Christus te zijn, die kwam opdat allen in overvloed zouden mogen leven. Vgl. Joh. 10, 10
Op deze wijze handelt zij in de geest van Christus en volgt zij Hem in Zijn voetstappen, terwijl er tegelijkertijd voor zorgt, dat de boodschap van het Goede Nieuws en solidariteit ten opzichte van anderen wordt uitgedragen, elementen die innig verankerd zijn in werken van de kerk.