Adrianus Kardinaal Simonis - 4 november 1985
Heilige Vader, U hebt ons bisschoppen en priesters willen ontvangen, vergezeld door vele pelgrims uit Nederland - van wie velen zijn gekomen op initiatief van onze katholieke krant het Katholiek Nieuwsblad - zodat wij U in deze vaderlijke ontmoeting van harte kunnen bedanken voor de gedenkwaardige zaligverklaring van gisteren.
Ons vaderland heeft hiermee de derde zalige gekregen in deze tijd na de Tweede Wereldoorlog, waarin de Zalige Titus zijn leven heeft gegeven als Martelaar voor het Geloof en voor onze kostbare vrijheid; hij werd voorafgegaan, in 1946, door de Zalige Maria Adolfina, een eenvoudige franciscaanse missionaris uit Brabant, Martelares ook van het grote China, en, verleden jaar, door de Zalige Petrus Donders, redemptorist, die zijn leven wilde aanbieden als een offer van liefde jegens de leprozen van het verre Suriname.
Azië en Amerika, en nu ook ons Europa dat door Uwe Heiligheid zonder ophouden wordt herinnerd aan zijn eigen christelijke roeping. Wanneer Polen, Uw geliefde vaderland, in de hel van Auschwitz, de Heilige Maximiliaan Maria Kolbe heeft gegeven voor de geestelijke wedergeboorte van ons continent, dan heeft nu ook ons land, meer in het bijzonder Friesland, de Zalige Titus, karmeliet, voortgebracht, geofferd in de andere vreselijke hel die Dachau was. Wat een teken voor allen die dit willen zien. Wat een les ook voor ieder van ons als wij nog niet genoeg hebben begrepen van onze roeping om werkelijk als katholieke christenen te leven.
Wij zijn hier, H. Vader, om U te bedanken, maar ook om onze gelukwensen aan te bieden met Uw naamdag omdat wij vandaag de H. Carolus Borromeus herdenken, wiens glorierijke naam U ontvangen hebt bij het Doopsel en die ook zijn leven heeft gegeven voor zijn schapen. Sta ons toe dat wij u ons nationale verjaardagslied toezingen: Lang zal hij leven!