Desiré Kardinaal Mercier - 1 maart 1908
Waarin bestaat het modernisme? Of liever, (daar het niet er om te doen is, ons bezig te houden met kleinere bijzonderheden, die voor velen onder u van geen belang zouden zijn) — wat is het hoofdidee van het modernisme?
Het modernisme is geenszins de moderne uitdrukking voor „wetenschap" en bijgevolg is de veroordeling van het modernisme niet een veroordeling van de wetenschap, waarop wij allen terecht zo groot gaan, noch de afkeuring van haar methoden, welke de katholieke geleerden volgen en het als een eer moeten beschouwen, die toe te passen en te leren.
Het wezen van het modernisme bestaat in de verkondiging van de leer, dat de godsdienstige mens aan zichzelf en wel uitsluitend aan zichzelf het voorwerp van en de beweegreden voor zijn geloof moet ontlenen. Het verwerpt alle openbaring, die zich van buiten af aan het geweten zou opdringen, negeert zodoende (wat ook noodzakelijk volgen móet) het leerstellig gezag van de door Jezus Christus gestichte Kerk en loochent de hiërarchie, door God tot bestuur van de christelijke wereld ingesteld.
Brengen wij ons, tot juister begrip van de betekenis van deze hoofddwaling, de leer van de catechismus te binnen over de inrichting en de zending der katholieke Kerk.
Christus heeft zich aan de wereld niet voorgedaan als een zichzelf mistrouwend hoofd van een filosofische school, die een systeem van opinies, hervormbaar volgens het welnemen zijner leerlingen, heeft achtergelaten. Sterk door zijn goddelijke wijsheid en zijn soevereine macht, heeft Hij zijn openbaring, die aan de mensen hun eeuwig heil toonde alsmede de enige weg, welke daarheen leidt, voor hen tot wet gemaakt op hetzelfde ogenblik, waarop Hij die aan hen voorstelde.
Hij heeft hun een zedenwet voorgeschreven en tevens de nodige hulpmiddelen aan de hand gedaan, zonder welke het onmogelijk is er de voorschriften van te onderhouden.
De genade en de sacramenten, waardoor zij ons verleend of teruggeschonken wordt, (wanneer wij, na dezelve verloren te hebben, bereid zijn, haar door boetedoening te herkrijgen) vormen met elkaar die hulpmiddelen d. i. de uitdeling van het heil Hij heeft een Kerk gesticht. Daar Hij enige jaren slechts onder ons zou verblijven, heeft Hij, alvorens ons te verlaten, zijn macht toevertrouwd aan zijn Apostelen met de bevoegdheid, haar over te dragen op hun opvolgers, de Paus en de Bisschoppen. Slechts het episcopaat, in vereniging met den soevereine Opperherder, heeft dus de opdracht ontvangen en is geheel alléén gezonden, om de, door Christus geopenbaarde leringen, officieel voor te stellen en op authentieke wijze te verklaren; zij en zij alléén hebben het recht, met hun gezag de dwalingen aan te wijzen, met die leringen in strijd. De christen moet, steunend op het gezag der Kerk, vol vertrouwen de leer aannemen, die zij te geloven voorstelt. Wie haar gezag verwerpt of in twijfel trekt en zodoende één of meer waarheden loochent, die zij voorschrijft te geloven, sluit zichzèlf buiten de kerkelijke gemeenschap.