Paus Benedictus XVI - 17 september 2010
Mr Speaker,
Dank voor uw welkom namens deze illustere vergadering. Terwijl ik mij tot u richt, weet ik mij bevoorrecht het Britse volk en zijn vertegenwoordigers te mogen toespreken in Westminster Hall, een gebouw van unieke betekenis in de maatschappelijke en politieke geschiedenis van de bevolking van deze eilanden. Laat u mij mijn achting uitdrukken voor het parlement dat op deze plaats al eeuwen is gevestigd. Het heeft zo'n grote invloed gehad onder de volkeren op de ontwikkeling van participerend bestuur, met name binnen het Gemenebest en de Engelstalige wereld in het algemeen. Uw traditie van de common law vormt de basis voor wetstelsels in vele delen van de wereld. En uw bijzondere visie op de verschillende rechten en plichten van staat en individu en op de scheiding der machten blijft een inspiratie voor velen in alle continenten.
Sprekend in deze historische omgeving denk ik aan de talloze mannen en vrouwen, die in de loop der eeuwen hun rol vervulden bij belangrijke gebeurtenissen binnen deze muren, die de levens van vele generaties Britten en ook anderen mede hebben bepaald. In het bijzonder herinner ik aan de figuur van H. Paus Johannes Paulus II - Motu Proprio
H. Thomas More, patroon van regeringsleiders en politici
(31 oktober 2000), de grote Engelse geleerde en staatsman. Hij werd evenzeer bewonderd door gelovigen als niet-gelovigen omdat hij integer zijn geweten volgde, ook al kostte hem dat als 'trouwe dienaar' de gunst van de koning. Hij wilde God op de eerste plaats dienen. Dat dilemma voor More in die moeilijke dagen, de steeds actuele vraag wat de keizer toekomt en wat God toekomt, is voor mij het aanknopingspunt om kort met u na te denken over de juiste plaats van religie binnen het politieke leven.
Uw parlementaire traditie dankt veel aan een nationaal gevoel voor matigheid en de wens een echte balans te vinden tussen legitieme overheidsaanspraken en burgerrechten. Omdat in uw verleden beslissende stappen zijn gezet om aan de macht grenzen te stellen, konden uw politieke instellingen zich opmerkelijk stabiel ontwikkelen. Uit dat proces is Groot-Brittannië als een pluralistische democratie naar voren gekomen, met grote nadruk op vrijheid van meningsuiting en politieke vereniging, respect voor de wet en een sterk besef van wetsgelijkheid voor alle burgers. De katholieke Sociale leer, zij het in andere bewoordingen, heeft veel gemeen met deze benadering. Bijvoorbeeld haar speciale zorg voor bescherming van de unieke waardigheid van elke menselijke persoon, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, en haar nadruk op de plicht van de overheid om voor het algemeen belang te zorgen.
En toch blijven de fundamentele vragen uit het proces van H. Paus Johannes Paulus II - Motu Proprio
H. Thomas More, patroon van regeringsleiders en politici
(31 oktober 2000) in steeds wisselende termen aan de orde bij nieuwe sociale omstandigheden. Voor elke nieuwe generatie geldt weer als het om de bevordering van het algemeen belang gaat: welke eisen mogen regeringen redelijkerwijze aan burgers stellen? Hoe ver mogen deze reiken? En tot welke autoriteit kan men zich wenden bij morele dilemma's? Deze vragen voeren ons direct tot de ethische grondslagen van het publieke debat. Als de morele principes achter het democratische proces zelf door niets sterkers worden bepaald dan sociale consensus, wordt de kwetsbaarheid van het proces wel erg evident. Hierin ligt de werkelijke uitdaging voor de democratie.
De ontoereikendheid van pragmatische korte termijn oplossingen voor sociale en ethische problemen werd maar al te duidelijk door de recente financiële crisis. Het wordt breed gedeeld, dat het gebrek aan een stevige ethische basis voor economische activiteit heeft bijdragen tot de ernstige problemen die miljoenen mensen over heel de wereld nu ervaren. Zoals “elke economische beslissing een morele consequentie” heeft Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, Caritas in Veritate (29 juni 2009), 37, zo heeft ook politiek beleid een ethische beleidsdimensie met verstrekkende consequenties die geen regering kan negeren. Een positieve illustratie hiervan vinden we in een van de bijzonder noemenswaardige verworvenheden van het Britse parlement, de afschaffing van de slavernij. De campagne die leidde tot deze juridische mijlpaal steunde op sterke ethische principes vanuit de natuurwet en droeg bij tot de beschaving waarop dit land met recht trots kan zijn.
De centrale vraag is hier: waar vinden we de ethische grondslag voor politieke beslissingen? De katholieke traditie leert dat de objectieve normen voor juist handelen toegankelijk zijn voor het verstand, los van de inhoud der openbaring. Volgens dit inzicht is de rol van religie in het politieke debat niet zozeer het aanreiken van deze normen, alsof ze niet gekend zouden kunnen worden door niet-gelovigen. Laat staan het suggereren van politieke oplossingen, dat geheel buiten de competentie van religie zou liggen. Nee, het gaat veel meer om het helpen zuiveren en verhelderen bij de toepassing van de rede in de zoektocht naar objectieve morele principes. Deze “correctieve” rol van het geloof ten opzichte van de rede wordt echter niet altijd verwelkomd. Deels blijken vervormingen van het geloof, zoals sektarisme en fundamentalisme, zelf ernstige sociale problemen te creëren. En op hun beurt ontstaan deze vervormingen als er onvoldoende aandacht wordt gegeven aan de zuiverende en structurerende rol van de rede binnen het geloof. Het is een wisselwerking. Echter zonder de correctie die het geloof biedt kan ook de rede ten prooi vallen aan vervorming. Denk aan ideologische manipulatie, of onvolledige toepassing waarbij de waardigheid van de menselijke persoon veronachtzaamd wordt. Dergelijk misbruik van de rede had immers de slavenhandel eerst bevorderd, evenals veel ander sociaal kwaad, zoals, niet in de laatste plaats, de totalitaire ideologieën van de twintigste eeuw. Daarom zou ik willen zeggen dat de wereld van de rede en die van het geloof, de wereld van seculiere rationaliteit en die van religieuze overtuiging, elkaar nodig hebben. Ze moeten niet bang zijn een diepgaande en blijvende dialoog aan te gaan in het belang van onze beschaving.
Religie is met andere woorden geen probleem dat wetgevers moeten oplossen, maar een onmisbare bijdrage aan het publieke debat. In dit licht kan ik alleen maar mijn zorg uiten over de toenemende marginalisering van het geloof, met name het christendom, op bepaalde gebieden. Deze vindt zelfs in landen plaats die grote nadruk leggen op tolerantie. Sommigen pleiten ervoor de stem van het geloof het zwijgen op te leggen, of minstens tot de privésfeer te beperken. Er zijn er ook die beweren dat de publieke viering van feesten als Kerstmis ontmoedigd zou moeten worden, met de bedenkelijke opvatting dat die op een of andere wijze mensen van een andere of zonder religie zou beledigen. En dan zijn er die aanvoeren, paradoxaal genoeg met de bedoeling discriminatie uit te sluiten, dat van Christenen in publieke functies soms geëist moet worden tegen hun geweten te handelen. Het zijn zorgwekkende tekenen, dat niet alleen aan de rechten van gelovigen op gewetensvrijheid en vrijheid van godsdienst wordt voorbijgegaan, maar ook aan de legitieme rol van het geloof in het publieke domein. Ik zou u daarom allen graag willen uitnodigen om, binnen uw eigen invloedsfeer, naar wegen te zoeken om de dialoog tussen geloof en rede op elk niveau van het maatschappelijke leven te ondersteunen en te bevorderen.
Uw bereidheid daartoe blijkt reeds uit uw nooit eerder gedane uitnodiging mij hier vandaag te willen ontvangen. En ze blijkt op de terreinen van zorg waar uw regering met de Heilige Stoel samenwerkt. Op gebied van de vrede heeft er uitwisseling plaatsgevonden over een verdragsontwerp rond internationale wapenhandel, over mensenrechten, over ons beider steun met name de laatste vijfenzestig jaar aan de spreiding van democratie en over samenwerking rond schuldenlastverlichting, eerlijke handel en financiering binnen ontwikkelingssamenwerking, met name door middel van de International Finance Facility, de International Immunization Bond en de Advanced Market Commitment. De Heilige Stoel hoopt ook met het Verenigd Koninkrijk nieuwe wegen te ontdekken om het milieubewustzijn te vergroten tot welzijn van allen.
Ik vermeld ook graag, dat de huidige regering van het Verenigd Koninkrijk per 2013 de verplichting is aangegaan om 0,7% van het nationaal inkomen aan ontwikkelingshulp uit te geven. De afgelopen jaren was het bemoedigend om de positieve tekenen te zien van wereldwijd toenemende solidariteit met de armen. Maar omzetting van deze solidariteit in effectieve actie vraagt een nieuw denken. Dat nieuwe denken moet leiden tot verbetering van levensvoorwaarden op veel belangrijke terreinen. Bijvoorbeeld voedselproductie, schoon water, voldoende banen, onderwijs, gezinsbegeleiding met name voor migranten en basisgezondheidszorg. Waar het om mensenlevens gaat is altijd haast geboden. Toch is de wereld getuige geweest van de omvangrijke middelen die regeringen kunnen opbrengen om financiële instellingen te redden die als “te belangrijk om te falen” te boek stonden. De integrale menselijke ontwikkeling van de volkeren in de wereld is zeker niet minder belangrijk. Hier zien we een taak die de aandacht van de wereld verdient, en die is zeker “te belangrijk om te falen”.
Dit overzicht van recente samenwerking tussen het Verenigd Koninkrijk en de Heilige Stoel laat goed zien hoeveel voortgang er sinds onze bilaterale diplomatieke betrekkingen is geboekt bij wereld- wijde bevordering van de vele kernwaarden die wij delen. Ik hoop en bid dat deze band vrucht zal blijven dragen. Dat zij op elk maatschappelijk niveau de steeds beter gevoelde noodzaak weerspiegelt tot dialoog en respect tussen de wereld van de rede en de wereld van het geloof. Ik ben ervan overtuigd dat ook binnen dit land de Kerk en de overheden op vele terreinen kunnen samenwerken aan het belang van de burgers. Dit in overeenstemming met de traditie van dit parlement om de leiding van de Heilige Geest in te roepen voor allen die de situatie van de hele mensheid trachten te verbeteren. Voor dergelijke samenwerking moeten religieuze verbanden, inclusief de instellingen die met de katholieke Kerk verbonden zijn, vrij kunnen handelen naar de eigen principes en specifieke overtuiging op basis van het geloof en de officiële leer van de Kerk. Zo worden grondrechten als godsdienstvrijheid, gewetensvrijheid en vrijheid van vereniging gewaarborgd. De engelen die ons zien vanaf het prachtige plafond van deze oude zaal herinneren ons aan de lange traditie waaruit de Britse parlementaire democratie is ontwikkeld. Zij herinneren ons aan het feit dat God voortdurend over ons waakt om ons te leiden en te beschermen. En zij roepen ons op om de vitale bijdrage te erkennen die het geloof heeft geleverd en kan blijven leveren aan het leven van dit land.
Mr Speaker, ik dank u nogmaals voor deze gelegenheid om mij kort te richten tot dit illustere gehoor. Ik verzeker u en de Lord Speaker van mijn beste wensen en voortdurend gebed voor u en voor het vruchtbare werk van uw beide huizen in dit oude parlement. Dank, en God zegene u allen!