H. Paus Paulus VI - 29 juni 1971
Dierbare broeders en zusters in Christus,
Heil en Apostolische zegen
Het evangelisch getuigenis van het religieuze leven manifesteert duidelijk aan de mensen het primaat van de liefde van God,en wel met zo'n kracht,dat wij de Heilige Geest daarvoor dankbaar moeten zijn. Wij willen u in alle oprechtheid - zoals onze voorganger zaliger gedachtenis, Johannes XXIII, heeft gedaan aan de vooravond van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie H. Paus Johannes XXIII, Apostolische Exhortatie, Aan alle vrouwelijke religieuzen en gewijde maagden over de wereld, Il tempio massimo (2 juli 1962) - zeggen, hoe groot de verwachtingen zijn die bij ons en alle herders en gelovigen van de kerk worden gewekt door de geestelijke edelmoedigheid van die mannen en vrouwen die hun leven aan de Heer hebben gewijd door het onderhouden van de geest en de letter van de evangelische raden. Ook willen wij u helpen om volgens de leer van het Tweede Vaticaans Concilie op de ingeslagen weg van de volgelingen van Christus voort te gaan.
Dit doen wij met de bedoeling tegemoet te komen aan de onrust, onzekerheid en wankelmoedigheid die bij sommigen blijken te bestaan en tevens om hén te sterken die een ware vernieuwing van het religieuze leven voorstaan. Bepaalde al te doortastende en willekeurige veranderingen immers, een al te sterk wantrouwen ten aanzien van het verleden - ook al getuigde dit van de wijsheid en kracht van de kerkelijke tradities - en een geesteshouding die er overdreven op gericht is zich sneller aan de grote veranderingen in onze tijd aan te passen: dat alles heeft sommigen er misschien toe bewogen de bijzondere vormen van het religieuze leven als een afgedane zaak te beschouwen. Gingen sommigen immers niet zover, dat zij geheel ten onrechte zich op het concilie beriepen om het religieuze leven zelfs principieel discutabel te stellen? Het staat echter volkomen vast, dat het concilie deze bijzondere gave een speciale plaats in het leven van de kerk heeft toebedeeld, in zoverre zij die deze gave hebben ontvangen daardoor beter in staat worden gesteld zich gelijkvormig te maken aan de levensstaat van maagdelijkheid en armoede die Christus de Heer voor zichzelf heeft gekozen en die zijn maagdelijke moeder eveneens heeft omhelsd. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 46 Het Concilie wijst eveneens de weg aan waarop deze gave volgens het Evangelie kan worden vernieuwd. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de vernieuwing en aanpassing van het religieuze leven, Perfectae Caritatis (28 okt 1965)
De traditie van de Kerk - moeten wij u hier nog aan herinneren? - legt van het eerste begin af een duidelijk getuigenis af van voortdurende ijver in het zoeken naar God, van de enige en onverdeelde liefde tot Christus en van het verlangen zich volkomen te wijden aan de uitbreiding van zijn rijk. Wanneer dat duidelijk zichtbare teken verdwijnt, bestaat het gevaar, dat de liefde zelf waar de gehele Kerk op teert, verkilt, dat de wonderbare en aan de menselijke opvattingen tegengestelde heilsboodschap van het Evangelie afstompt en in deze steeds meer geseculariseerde wereld het zout van het geloof verdwijnt.
De Heilige Geest heeft reeds vanaf de eerste eeuwen, behalve martelaren die Christus op heldhaftige wijze beleden, de wonderbare sterkte van de leerlingen en maagden en kluizenaars verwekt. Dat was als het ware reeds een voorafschaduwing van het religieuze leven, dat van dag tot dag meer ging bloeien en zich in verschillende vormen van gemeenschappelijk of solitair leven ging onderscheiden, om aldus aan de dringende uitnodiging van Christus te beantwoorden, die heeft gezegd: Er is niemand die huis of vrouw, broers, ouders of kinderen omwille van het Rijk Gods heeft prijsgegeven, of hij ontvangt het in deze tijd veelvuldig terug, en in de toekomstige wereld het eeuwig leven. (Lc. 18, 29-30)
Wie zou willen beweren, dat een dergelijke uitnodiging niet meer dezelfde kracht en waarde heeft, dat de Kerk dergelijke uitstekende getuigen van Christus' bovennatuurlijke liefde kan ontberen, of dat de wereld zonder schade dat licht kan laten doven dat het rijk Gods verkondigt met een vrijmoedigheid die voor geen hinderpalen opzij gaat en dagelijks in het leven van duizenden van haar zonen en dochters tot uitdrukking komt?
Geliefde zonen en dochters die door het naleven van de evangelische raden Christus met groter vrijheid wilt volgen en van dichterbij navolgen - door een heel leven dat aan God gewijd is vanwege een speciale wijding die in de wijding van het doopsel als het ware is geworteld en dit vollediger manifesteert -, weest overtuigd van de hoge waardering en diepe genegenheid die wij u in de naam van Jezus Christus toedragen! Wij bevelen u aan onze dierbare broeders in het bisschopsambt aan, die, samen met de priesters, hun medewerkers in het priesterschap, hun verantwoordelijkheid ten aanzien van het religieuze leven verstaan. Ook alle leken, aan wie in eigenlijke zin, hoewel niet exclusief, wereldlijke taken en activiteiten toekomen Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 43 vragen wij te begrijpen, hoezeer zij door u worden aangezet om die heiligheid na te streven waartoe zij door hun doopsel in Christus zijn geroepen tot eer van de Vader! Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 39-42
Het is duidelijk, dat talrijke uiterlijke zaken die door de stichters van de religieuze orden en congregaties werden voorgeschreven in deze tijd zijn verouderd. Sommige van die voorschriften die zich in de loop der tijden hebben opgehoopt en die het religieuze leven belasten en doen verstarren, moeten worden verlicht. Er moeten aanpassingen worden gevonden en met goedkeuring van de Kerk moeten nieuwe vormen worden gezocht en ingevoerd. Dat is het doel dat reeds verscheidene jaren lang door het merendeel van de religieuze instituten wordt nagestreefd, doordat zij - soms met grote doortastendheid - moderner regels en constituties bij wijze van experiment hebben ingevoerd. Dat hebben wij althans vernomen en wij volgen deze pogingen tot vernieuwing die door het conciliezijn gewild Vgl. H. Paus Paulus VI, Motu Proprio, Implementatie van "Christus Dominis", "Presbyterium Ordinis", "Perfectae Caritatis" en "Ad Gentus Divinitas", Ecclesiae Sanctae (8 juni 1966) Vgl. Congregatie voor de Religieuzen en Seculiere Instituten, Over de vernieuwing van de religieuze vorming, Renovationis Causam (6 jan 1969) met grote oplettendheid.
Hoe kunnen wij u echter in dit dynamisch voortschrijdend proces waarin de geest van de wereld telkens weer de werkzaamheid van de Heilige Geest dreigt te doorkruisen behulpzaam zijn om, wat noodzakelijk is, de zaken op de juiste wijze te onderscheiden? Hoe kan het essentiële worden gewaarborgd of verwezenlijkt? Hoe kunnen de ondervindingen van het verleden en de verworvenheden van het heden ten nutte worden gemaakt om deze vorm van evangelisch leven te versterken?
Op grond van de bijzondere taak en plicht die God ons in zijn Kerk heeft opgelegd - daardoor immers moeten wij onze broeders versterken Vgl. Lc. 22, 32 - willen wij onzerzijds u ertoe aanzetten met groter innerlijke zekerheid en blijmoedig vertrouwen voort te gaan op de weg die u hebt verkozen. Hoe anders zoudt u zich bij het streven naar de volmaakte liefde Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de vernieuwing en aanpassing van het religieuze leven, Perfectae Caritatis (28 okt 1965), 1 waardoor uw leven wordt geleid, moeten gedragen, dan door bereidwillig en volledig te gehoorzamen aan de Heilige Geest die, door middel van de Kerk, u roept tot de vrijheid van de kinderen Gods? Vgl. Gal. 5, 13 Vgl. 2 Kor. 3, 17
Door vrijwillig gehoor te geven aan die uitnodiging van de Heilige Geest hebt u, met uw volledige toewijding aan Christus, geliefde zonen en dochters, besloten Hem te volgen. De evangelische raden van godgewijde maagdelijkheid, armoede en gehoorzaamheid zijn de leidraad van uw leven geworden. Zoals het Concilie vermaant,
heeft het gezag van de Kerk zelf, onder leiding van de Heilige Geest, de zorg op zich genomen om ze nader te verklaren, hun beoefening te regelen en er ook duurzame levensvormen voor in te richten. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 43
Zodoende is het de Kerk die de levensstaat die door het afleggen van de gelofte van de evangelische raden tot stand komt, erkent en authentiek verklaart:
Door de geloften of andere gewijde banden die daarmee op hun manier overeenkomen, verplicht de gelovige zich tot de drie voornoemde evangelische raden en wordt hij volledig eigendom van God . . . Door het doopsel was hij reeds aan de zonde gestorven en aan God toegewijd; om nu uit de doopgenade meer vrucht te kunnen halen, tracht hij door het beoefenen van de evangelische raden in de Kerk van de beletselen bevrijd te worden die zijn opgang naar vuriger liefde en meer volmaakte godsdienstigheid zouden kunnen belemmeren en tevens wordt hij aan de huldedienst van God inniger toegewijd. Deze toewijding zal des te volmaakter zijn, naarmate zij de onverbreekbare verbintenis van Christus met de Kerk als zijn bruid door sterkere en bestendigere banden weergeeft. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 44
Deze leer van het Concilie stelt duidelijk in het licht, hoe groot deze vrijwillige gave van uzelf is, die, naar het voorbeeld van de gave van Christus aan zijn Kerk, evenals deze absoluut en onherroepelijk is. Omwille van het rijk der hemelen hebt u edelmoedig en zonder voorbehoud de krachten van de liefde, de begeerte naar bezit en de vrije beschikking over uw levenswijze, die zo kostbare goederen voor de mens, aan Christus toegewijd. Want dat is de aard van uw toewijding, die plaatsvindt in de Kerk en in handen van haar dienaren, hetzij van hen die haar vertegenwoordigen bij het afnemen van uw professie, hetzij van de christelijke gemeenschap die vol liefde hén erkent, aanneemt, koestert en omringt die zichzelf in haar schoot opdragen als een levend teken
dat alle leden van de Kerk krachtig kan en moet aantrekken om de plichten van hun christelijke roeping met ijver na te komen ... ; de religieuze staat is immers bij machte om aan al de gelovigen de hemelse goederen die reeds in deze tijd aanwezig zijn aan te tonen. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 44