H. Paus Paulus VI - 29 juni 1971
Sommigen van u zijn tot het zogenaamde contemplatieve leven geroepen. Een onweerstaanbare kracht trekt u tot de Heer. Door God gegrepen, hebt u zich aan zijn machtige werking overgegeven waardoor u tot Hem wordt opgeheven en in Hem wordt omgevormd, in voorbereiding op die eeuwige beschouwing die ons aller bestemming is. Hoe kunt u op deze weg voortgang maken en de genade die u bezielt bewaren, tenzij door met heel uw ziel en leven met al de dynamische kracht waarvan de liefde de drijfveer is aan deze uitnodiging gehoor te geven die u zonder ophouden naar God toeleidt? Daarom moet u elke andere activiteit die hiermee nauw verband houdt - de noodzakelijke betrekkingen met uw broeders, onbaatzuchtig of betaald werk, noodzakelijke ontspanning en dergelijke - beschouwen als een getuigenis van innige vereniging met God dat u Hem aanbiedt, opdat Hij u die alles één-makende zuiverheid van intentie moge schenken die zo nodig is om Hem te kunnen ontmoeten ten tijde van het gebed. Zo zult u bijdragen aan de verbreiding van Gods rijk door het getuigenis van uw leven en een geheimnisvolle apostolische vruchtbaarheid. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de vernieuwing en aanpassing van het religieuze leven, Perfectae Caritatis (28 okt 1965), 7