H. Paus Paulus VI - 29 juni 1971
Zo is ook de wereld in het diepst van uw leven aanwezig, wanneer dit aan het gebed en het offer is gewijd, zoals het Concilie nadrukkelijk zegt:
Niemand mag beweren, dat de religieuzen zich door hun toewijding van de mensen vervreemden en in de aardse maatschappij nutteloze schepselen worden. Want indien zij hun tijdgenoten soms niet rechtstreeks bijstaan, toch houden zij zich dieper, met name in het hart van Christus, met hen bezig en werken zij op geestelijke wijze met hen samen om de opbouw van de aardse stad steeds op de Heer te grondvesten en naar Hém toe te richten, opdat de bouwlieden tenslotte niet vergeefs zouden zwoegen. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 46