H. Paus Paulus VI - 29 juni 1971
De inwendige mens bemerkt, dat de tijden van stilzwijgen als het ware de voorwaarde zijn voor de liefde tot God. Daarvoor is gewoonlijk een zekere eenzaamheid nodig, opdat hij God kan horen die tot zijn hart spreektss Er moet echter op worden gewezen, dat een stilte die niets anders is dan een afwezigheid van lawaai of gesprek en waarin de ziel geen krachten kan herwinnen natuurlijk alle geestelijke kracht mist, ja zelfs een beletsel kan zijn voor de broederlijke liefde, wanneer het in de gegeven situatie wel nodig is met de ander te verkeren. Het streven echter naar de innige vereniging met God brengt de noodzaak van stilte van de gehele mens mee, of het nu gaat om hen die God moeten vinden in het lawaai en de drukte, of om hen die zich aan de contemplatie wijden. Vgl. Congregatie voor de Religieuzen en Seculiere Instituten, Instructie over het contemplatief leven en de clausuur van monialen, Venite seorsum (15 aug 1969) Vgl. Boodschap van contemplatieven aan de Bisschoppensynode, (10 okt 1967 Het geloof immers, de hoop, de liefde tot God, de gaven van de Heilige Geest en de broederlijke liefde die openstaat voor het mysterie van de ander vragen noodzakelijk om stilte.