H. Paus Paulus VI - 29 juni 1971
De noodzaak tot broederlijke samenwerking die heden zo sterk wordt benadrukt, moet zijn evangelische bezieling blijven behouden. Zoals staat geschreven in de Didachè: ... als gij in de onsterfelijke dingen eensgezind zijt, hoeveel te meer dan in de sterfelijke? Apostolische Vader, Onderwijs van de Twaalf Apostelen, Didachè. IV, 8 Vgl. Hand. 4, 32 De armoede die werkelijk wordt gepraktizeerd door het bijeenleggen van de goederen - de salarissen niet uitgezonderd - getuigt van de geestelijke gemeenschap waarin wij zijn verenigd. Zij is een dringend appel aan alle rijken en brengt ook verlichting aan uw broeders en zusters die gebrek lijden. Het volkomen gerechtvaardigd verlangen van ieder om eigen verantwoordelijkheid te dragen, blijkt niet uit het genieten van eigen inkomsten, maar uit het feit, dat men gemeenschappelijke goederen broederlijk deelt. De vormen van armoede echter van iedere afzonderlijke communiteit hangen af van de aard van het instituut en de vorm van gehoorzaamheid die daar wordt onderhouden; zo komt volgens ieders speciale roeping het karakter van ondergeschiktheid dat aan iedere armoede eigen is tot zijn recht.