H. Paus Paulus VI - 29 juni 1971
U weet, hoe de noodkreet van de armen Vgl. Ps. 9, 13 Vgl. Job 34, 28 Vgl. Spr. 21, 13 nooit dringender is geweest, zowel van hen die persoonlijk behoeftig zijn als van degenen die collectief in ellende verkeren. Is Christus niet gekomen om tegemoet te komen aan het roepen van hen die als kinderen Gods een zeker voorrangsrecht genieten, Vgl. Lc. 4, 18 Vgl. Lc. 6, 20 waarbij Hij zelfs zover ging, dat Hij aan hen gelijk werd? Vgl. Mt. 25, 35-40 In een wereld die zich zo snel ontwikkelt, vragen de achtergebleven massa's en de afzonderlijke armen dringend om een verandering van mentaliteit en levenshouding. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 63 Deze vraag geldt vooral u die Christus in zijn aardse staat van ontlediging van meer nabij wilt volgen. Vgl. Mt. 19, 21 Vgl. 2 Kor. 8, 9 Deze uitnodiging weerklinkt in uw zielen - zoals wij wel weten - met zo grote aandrang en hevigheid, dat sommigen van u zelfs tot gewelddadige acties worden verleid. Maar hoe kunt u als leerlingen van Christus een andere weg inslaan dan Hijzelf is gegaan? Dit is, zoals u weet, niet een bepaalde politieke of tijd-gebonden mening of gril, maar een aansporing tot bekering van het hart, tot bevrijding van aardse beletselen, tot liefde.