H. Paus Paulus VI - 29 juni 1971
Hieruit ziet u dus de noodzaak, beminde zonen en dochters, de praktijk van de christelijke spiritualiteit van de godgewijde maagdelijkheid in ere te herstellen. Want wanneer deze deugd in het dagelijks leven inderdaad omwille van het rijk der hemelen wordt onderhouden, maakt zij het hart van de mens vrij en wordt zo als een teken en prikkel van de liefde en als een bijzonder rijke bron van geestelijke vruchtbaarheid in de wereld. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 42 Ofschoon niet altijd door haar erkend, oefent zij toch in deze wereld op mystieke wijze haar werkzaamheid uit.