H. Paus Paulus VI - 29 juni 1971
Alleen op deze manier zult u de zielen van de mensen tot de waarheid en de goddelijke liefde kunnen brengen, volgens het charisma van uw stichters, die God in zijn Kerk heeft opgewekt. Zodoende wijst het Concilie alle mannelijke en vrouwelijke religieuzen terecht op de verplichting de geest van hun stichters, hun evangelische inzet en hun voorbeelden van heiligheid getrouw na te volgen. Dat moeten zij als een van de voornaamste princiepen beschouwen van de vernieuwing die moet plaatsvinden en als zekerste richtlijn voor het werk dat elk instituut onderneemt. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 45 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de vernieuwing en aanpassing van het religieuze leven, Perfectae Caritatis (28 okt 1965), 2. b Inderdaad is het charisma van het religieuze leven, wel verre van een impuls te zijn die voortkomt uit bloed of uit begeerte van het vlees Vgl. Joh. 1, 13 of uit een geestesgesteldheid die zich afstemt op deze wereld Vgl. Rom. 12, 2 een vrucht van de Heilige Geest die steeds in de Kerk werkzaam is.