H. Paus Paulus VI - 29 juni 1971
Wanneer u door uw roeping bestemd bent tot andere taken in dienst van de mensen - pastoraat, missie, onderwijs, liefdadigheid en dergelijke -, zal dan niet de zieleijver waarmee u aan God gehecht bent dat alles vruchtbaar maken, en wel in de mate van die vereniging met God die in het verborgene groeit? Vgl. Mt. 6, 6 Wanneer wij de leer van het Concilie getrouw willen volgen,
moeten de leden van elk instituut dan niet, God vóór alles en niets anders zoekend, de beschouwing, waardoor zij Hem met geest en hart aanhangen, verbinden met de apostolische liefde waarmee zij zich willen inschakelen in het werk van de verlossing en inzetten voor de uitbreiding van het rijk van God? Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de vernieuwing en aanpassing van het religieuze leven, Perfectae Caritatis (28 okt 1965), 5