Msgr. Nikola Eterovic - 6 juni 2010
De relatie van de katholieke Kerk met het Jodendom vindt in het Tweede Vaticaanse Concilie een fundamenteel referentiepunt dat niet mag ontbreken in het synodale debat. De betrekkingen van de Kerk met de niet-Christelijke godsdiensten vormen het specifieke thema van de verklaring 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965), waarin een belangrijke plaats wordt gegeven aan het volk van het geslacht van Abraham door de grootheid van het gemeenschappelijke geestelijke erfgoed dat Christenen en Joden verenigt, te herwaarderen en de wederzijdse kennis en achting door bijbels-theologische studies in de broederlijke dialoog te bevorderen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 4
De geest van 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965) van het Concilie past echter in een veel bredere context, daar hij twee andere dogmatische constituties van hetzelfde Concilie veronderstelt: de een over de Kerk, 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964), en de ander over de openbaring, 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Dei Verbum
Over de Goddelijke openbaring
(18 november 1965). Zo worden in het eerste document de verschillende beelden van de Kerk in het Nieuwe Testament voorafgegaan door de oudtestamentische voorafbeeldingen Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 6, terwijl het volk van God wordt voorgesteld als dat van het Nieuwe Verbond als voortzetting van het volk van het Oude Testament Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 9. Door echter “vooreerst het volk waaraan de verbonden en de beloften gegeven werden en waaruit Christus naar het vlees is voortgekomen” Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 16, tot de volken te rekenen die tot volk van God zijn gewijd, wordt de zorg en de goede gesteldheid duidelijk van de Kerk in de relaties met het Jodendom.
Ook het tweede document van het Concilie, 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Dei Verbum
Over de Goddelijke openbaring
(18 november 1965), laat door het Oude Testament te beschouwen als evangelische voorbereiding Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 3 en integraal deel van de heilsgeschiedenis Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 14 het belang zien van het volk waaraan het eerste verbond werd toevertrouwd. Een dergelijke fundamentele aanzet maakt duidelijk hoe essentieel, hoewel niet gemakkelijk, voor de Kerk de dialoog is met de “oudste broeders en zusters”.