Msgr. Nikola Eterovic - 6 juni 2010
In de landen van het Midden-Oosten doet zich een nieuw en belangrijk verschijnsel voor: verschillende landen ontvangen geëmigreerde werknemers, honderdduizenden Afrikanen en Aziaten. Meestal betreft het vrouwen die als huishoudelijke hulp werken om hun kinderen een menswaardigere opvoeding en een menswaardiger leven te geven. Deze personen zijn dikwijls het voorwerp van sociaal onrecht van de kant van de staten die hen ontvangen, en van uitbuiting en seksueel misbruik, hetzij van de kant van bureaus die hen laten komen, hetzij van de kant van de werkgevers. Bovendien worden de internationale wetten en conventies niet gerespecteerd.
Volgens de ontvangen antwoorden stelt deze immigratie ook vragen aan onze Kerken. Hier ligt een pastorale verantwoordelijkheid om deze mensen te begeleiden, zowel op religieus, als op sociaal vlak. Deze immigranten moeten vaak het hoofd bieden aan drama’s en de Kerk doet alles wat in haar macht is, al naar gelang haar middelen. Parallel hieraan is een onderwijs van onze christenen in de sociale leer van de Kerk en de maatschappelijke gerechtigheid noodzakelijk en onontbeerlijk om ieder houding van superioriteit, dat wil zeggen van minachting, te vermijden.