EDUCATIEVE RICHTLIJNEN OVER DE MENSELIJKE LIEFDESchets voor een seksuele opvoeding
(Soort document: Congregatie Katholieke Vorming (seminaries en universiteiten))
1 november 1983
ARTIKEL 5 - Opvoeding tot zedigheid en vriendschap
De zedigheid kan als wezenlijk bestanddeel van de persoonlijkheid - op ethisch vlak - worden beschouwd als het waakzame bewustzijn, dat de waardigheid van de mens en de waarachtige liefde beschermt. Ze is erop gericht te reageren op bepaalde houdingen en gedragingen te beteugelen die de waardigheid van de persoon aantasten. Het is een noodzakelijk en doeltreffend middel om de instincten te beheersen, de waarachtige liefde te doen bloeien en het affectief-seksuele leven op te nemen in het harmonische kader van de persoon. De zedigheid heeft een groot pedagogisch belang en moet daarom worden benut. Kinderen en jongeren moeten zo leren hun eigen lichaam te eerbiedigen als gave van God, lidmaat van Christus en tempel van de Heilige Geest; zij moeten leren weerstand te bieden aan het kwaad dat hen omringt, een heldere kijk en voorstellingsvermogen te hebben, en in de affectieve ontmoeting met personen de uitdrukking te zoeken van een werkelijk menselijke liefde met al haar geestelijke bestanddelen.
Tot dit doel moeten hun concrete en aantrekkelijke voorbeelden van deugd worden geboden, moet het esthetisch gevoel worden ontwikkeld welke de smaak inspireert voor de schoonheid welke aanwezig is in de natuur, in de kunst en in het morele leven; de jongeren moeten opgevoed worden tot het zich eigen maken van een systeem van praktische en geestelijke waarden in een belangeloos élan van geloof en liefde.
De vriendschap is het hoogtepunt van de affectieve rijping en onderscheidt zich van loutere kameraadschap door haar innerlijke dimensies, door een mededeelzaamheid welke de echte gemeenschap mogelijk maakt en bevordert, door haar wederzijdse edelmoedigheid en hechtheid. De opvoeding tot vriendschap kan een factor van buitengewoon belang voor de vorming van de persoonlijkheid zijn in haar individuele en sociale dimensies.
De vriendschapsbanden die de jongeren van verschillende sekse bijeenbrengen, dragen bij tot wederzijds begrip en achting, wanneer zij zich binnen de grenzen houden van normale uitingen van genegenheid. Wanneer zij daarentegen uitingen worden of bedoelen te worden van geslachtelijke aard, verliezen ze de authentieke betekenis van een rijpe vriendschap, doen afbreuk aan de betreffende verhouding en de toekomstperspectieven op een eventueel huwelijk en verminderen de aandacht voor een mogelijke roeping tot het gewijde leven.
© 1984, Archief van Kerken, jrg. 39, nr. 2, p. 17-28