1 november 1983
De homoseksualiteit welke de persoon zowel vanuit individueel als tussenpersoonlijk oogpunt belet zijn seksuele volwassenheid te bereiken, is een probleem dat door de persoon in kwestie en de opvoeder in alle objectiviteit moet worden opgenomen, wanneer het geval zich voordoet.
'Deze homoseksuelen moeten wanneer het om de pastoraal gaat, met bedachtzame zachtzinnigheid worden ontvangen en zij moeten worden aangemoedigd in de hoop hun moeilijkheden en sociale onaangepastheid eens te zullen overwinnen. Ook hun schuldigheid moet met voorzichtigheid worden beoordeeld. Maar toch mag geen weg of pastorale methode worden aangewend die hun een zedelijke verontschuldiging toekent, omdat zij menen, dat de handelingen van zulke mensen met hun toestand overeenkomen. Want volgens de objectieve zedelijke orde zijn homoseksuele betrekkingen namelijk handelingen die hun noodzakelijke en wezenlijke gerichtheid missen'. Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Over enkele vraagstukken van de seksuele ethiek, Persona humana (29 dec 1975), 8