Paus Benedictus XVI - 8 december 2010
Godsdienstvrijheid ligt ten grondslag aan morele vrijheid. Openheid voor de waarheid en volmaakte goedheid, openheid voor God, wortelt in de menselijke natuur. Zij geeft totale waardigheid aan elk individu en is de garantie voor volledig wederzijds respect tussen personen. Godsdienstvrijheid dient dan ook niet alleen te worden gezien als vrijwaring van dwang, maar nog fundamenteler als mogelijkheid om eigen keuzes met de waarheid in overeenstemming te brengen.
Vrijheid en respect zijn onscheidbaar. Ja "bij de uitoefening van hun rechten zijn individuen en groepen gebonden aan de morele plicht rekening te houden met de rechten van anderen, de eigen plichten tegenover anderen en het algemeen belang”. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden, Dignitatis Humanae (7 dec 1965), 7
Een vrijheid die vijandig of onverschillig staat ten opzichte van God loopt uiteindelijk uit op zelfontkenning en garandeert niet een volledig respect voor anderen. Een wil die zichzelf fundamenteel niet in staat acht om de waarheid en het goede te vinden heeft geen objectieve redenen of motieven tot handelen, behalve die welke haar door directe en toevallige belangen worden gedicteerd. Zij heeft geen “identiteit” om aan te bouwen door echt vrije en bewuste beslissingen. Dientengevolge kan zij geen respect eisen van andere “willen”, die zelf los staan van hun eigen diepste wezen en zo andere “redenen” of zelfs geen enkele “reden” kunnen laten gelden. De illusie dat moreel relativisme de sleutel biedt tot vreedzame co-existentie is in feite de bron van verdeeldheid en ontkenning van de waardigheid van mensen. We kunnen daarmee de noodzaak inzien, dat er een tweevoudige dimensie erkend wordt binnen de eenheid van de menselijke persoon: een religieuze dimensie en een sociale dimensie. In dit verband “is het onvoorstelbaar dat gelovigen een deel van zichzelf, hun geloof, zouden moeten onderdrukken om actieve burgers te zijn. Het zou nooit nodig moeten zijn God te ontkennen om onze rechten te verkrijgen”. Paus Benedictus XVI, Toespraak, Tot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, New York (18 apr 2008), 10