H. THOMAS VAN AQUINO (1) - ZIJN LEVEN
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Audiëntie)
Paus Benedictus XVI -
2 juni 2010
H. THOMAS VAN AQUINO (1) - ZIJN LEVEN
Dierbare broeders en zusters,
Na enkele catecheses over het priesterschap en mijn laatste reizen, keren we vandaag terug naar ons hoofdthema, namelijk een meditatie over bepaalde grote denkers van de Middeleeuwen. Wij hebben als laatste de grote figuur gezien van de Paus Benedictus XVI - Audiëntie
H. Bonaventura (3) - Zijn theologische motivatie
(17 maart 2010), franciscaan, en ik zou vandaag willen spreken over degene die de Kerk de “Doctor communis” noemt: namelijk de heilige Thomas van Aquino. Mijn vereerde voorganger, paus Johannes Paulus II, herinnerde er in zijn encycliek “H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Fides et Ratio
Over de verhouding van Geloof en Rede
(14 september 1998)” aan, dat de heilige Thomas “steeds en terecht door de Kerk werd voorgesteld als een meester in het denken en als voorbeeld van een correcte manier om aan theologie te doen” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de verhouding van Geloof en Rede, Fides et Ratio (14 sept 1998), 43. Het is dus niet verwonderlijk dat onder de Kerkelijke schrijvers die in de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) vermeld staan, de heilige Thomas, na de heilige Augustinus, meer vermeld wordt dan wie ook, niet minder dan één en zestig keer! Hij werd ook “Doctor Angelicus” genoemd, ongetwijfeld omwille van zijn deugden, in het bijzonder zijn sublieme manier van denken en zijn zuiverheid van leven.
Thomas werd geboren tussen 1224 en 1225 op het kasteel dat in het bezit was van zijn adellijke en rijke familie in Roccasecca, bij Aquino, naast de beroemde abdij van Monte Cassino waar zijn ouders hem naartoe zonden voor zijn basisopleiding. Enkele jaren later begaf hij zich naar Napels, de hoofdstad van het koninkrijk Sicilië, waar Frederik III een befaamde universiteit had opgericht. Zonder de beperkingen die elders opgelegd werden, onderrichtte men er het gedachtegoed van de Griekse filosoof Aristoteles, waarmee de jonge Thomas vertrouwd raakte en waarvan hij onmiddellijk de grote waarde inzag. Maar het is in de jaren die hij in Napels doorbracht, dat vooral zijn roeping van Dominicaan rijpte. Thomas was namelijk aangetrokken door het ideaal van de Orde die enkele jaren eerder gesticht was door de heilige Dominicus. Nochtans, toen hij zich met het Dominicaans habijt bekleedde, was zijn familie tegen zijn keuze gekant en werd hij gedwongen het klooster te verlaten en enige tijd bij zijn familie door te brengen.
In 1245, hij was ondertussen meerderjarig, kon hij zijn weg weer opnemen en Gods roeping beantwoorden. Hij werd naar Parijs gestuurd om theologie te studeren onder de leiding van een andere heilige, Albertus de Grote, over wie ik recent gesproken heb. Albertus en Thomas knoopten een ware, diepe vriendschap aan en leerden elkaar zodanig waarderen, dat Albertus wou dat zijn leerling hem ook naar Keulen volgde, waarheen hij door de oversten van de Orde gezonden werd om een school in theologie te stichten. Thomas raakte toen vertrouwd met al de werken van Aristoteles en zijn Arabische commentatoren, die Albertus illustreerde en verklaarde.
In die tijd, werd de cultuur van de Latijnse wereld diepgaand gestimuleerd door de confrontatie met de werken van Aristoteles, die lange tijd ongekend waren gebleven. Het ging om geschriften over de aard van de kennis, over de natuurwetenschappen, de metafysica, over de ziel en de ethiek, rijke informatie en intuïties, die zeer waardevol en overtuigend leken te zijn. Het ging om een totaalvisie op de wereld, zonder en voor Christus met de zuivere rede ontwikkeld en zij leek zich aan de rede op te dringen als “de” visie: het was voor jongeren dus ongelooflijk aantrekkelijk om deze filosofie te zien en te kennen. Talrijke personen onthaalden deze immense bagage aan kennis uit de oudheid, met enthousiasme en zelfs met een kritiekloos enthousiasme, omdat zij de cultuur ten goede leek te kunnen vernieuwen en totaal nieuwe horizonten te openen. Anderen vreesden daarentegen dat het heidense denken van Aristoteles in tegenstelling was met het christelijk geloof en weigerden het te studeren. Twee culturen ontmoetten elkaar: de voorchristelijke cultuur van Aristoteles, met haar radicale rationaliteit, en de klassieke christelijke cultuur. Bepaalde middens waren ertoe geneigd Aristoteles eveneens te verwerpen omwille van de voorstelling die de Arabische commentatoren Avicenne en Averroès van deze filosoof gaven. Inderdaad, zij hadden de filosofie van Aristoteles overgebracht naar de Latijnse wereld. Deze commentatoren leerden bijvoorbeeld dat de mens niet over een persoonlijke intelligentie beschikt doch dat er één enkele universele geest bestaat, een spirituele substantie die voor iedereen gemeenschappelijk is, die in iedereen “uniek” werkzaam is: bijgevolg, een depersonalisatie van de mens. Een ander betwistbaar punt dat de Arabische commentatoren aangebrachten, was dat de wereld zo eeuwig is als God. Het is begrijpelijk dat eindeloze discussies in de universitaire en de kerkelijke wereld losbarstten. De filosofie van Aristoteles verspreidde zich zelfs onder gewone mensen.
In de leerschool van Albertus de Grote deed Thomas van Aquino iets van fundamenteel belang voor de geschiedenis van filosofie en theologie, ik zou zelfs zeggen voor de geschiedenis van de cultuur: hij bestudeerde Aristoteles en zijn interpretatoren ten gronde, door zich nieuwe Latijnse vertalingen aan te schaffen van de oorspronkelijke Griekse teksten. Zo steunde hij niet meer alleen op de Arabische commentatoren maar kon hij ook de oorspronkelijke teksten zelf lezen en commentaar geven op een groot deel van de werken van Aristoteles waarbij hij een onderscheid maakte tussen wat juist is en wat voorwerp is van twijfel of wat zelfs helemaal moet verworpen worden, door te wijzen op de overeenstemming met gegevens uit de christelijke openbaring en door in zijn theologische geschriften ruim en juist gebruik te maken van de gedachten van Aristoteles. Tenslotte toonde Thomas van Aquino aan dat een natuurlijke harmonie bestaat tussen christelijk geloof en rede. En dat is het grote werk geweest van Thomas, die in een tijd van conflict tussen twee culturen – een tijd waarin leek dat het geloof moest zwichten voor de rede – heeft aangetoond dat de twee samengaan, dat rede die onverzoenlijk leek met het geloof, geen rede is, en dat geloof, geen geloof is wanneer het zich kant tegen echte rationaliteit; zo heeft hij een nieuwe synthese tot stand gebracht, die de cultuur van de daarop volgende eeuwen heeft vorm gegeven.
Omwille van zijn voortreffelijke intellectuele capaciteiten, werd Thomas naar Parijs geroepen als professor in theologie op de leerstoel van de Dominicanen. Het is ook daar dat zijn letterkundige productiviteit begon, die tot aan zijn dood zou duren, en die iets wonderlijks heeft: commentaren op de Heilige Schrift, want de professor in theologie was vooral een interpretator van de Schrift, commentaren op de geschriften van Aristoteles, omvangrijke systematische werken, waaronder de uitstekende “H. Thomas van Aquino
Summa Theologiae ()”, verhandelingen en toespraken over verschillende onderwerpen. Voor de samenstelling van zijn geschriften werd hij geholpen door secretarissen, onder wie Reginaldo de Piperno die hem trouw volgde en met wie hij door een oprechte, broederlijke vriendschap verbonden was, getekend door grote nabijheid en vertrouwen. Het is een kenmerk van de heiligen: zij ontwikkelen de vriendschap omdat zij één van de edelste manifestaties van het mensenhart is en iets Goddelijks heeft, zoals Thomas zelf verklaarde in bepaalde “quaestiones” van de “H. Thomas van Aquino
Summa Theologiae ()”, waar hij schrijft: “Liefde is de vriendschap van de mens hoofdzakelijk met God, en met de wezens die Hem toebehoren” H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. II, q. 23, a.1 .
Hij bleef niet lang noch blijvend in Parijs. In 1259 nam hij deel aan het Generaal Kapittel van de Dominicanen in Valencia waar hij lid was van een commissie die het studieprogramma binnen de Orde vastlegde. Van 1261 tot 1265 was Thomas vervolgens in Orvieto. Paus Urbanus IV, die grote waardering voor hem koesterde, droeg hem op de liturgische teksten samen te stellen voor het feest van “Corpus Domini” dat wij morgen vieren, een feest dat ingesteld werd ten gevolge van het Eucharistisch wonder in Bolsena. Thomas had een ziel met een grote Eucharistische gevoeligheid. De zeer mooie hymnen die de liturgie van de Kerk zingt om het mysterie te vieren van de werkelijke aanwezigheid van het Lichaam en Bloed van de Heer in de Eucharistie, worden aan zijn geloof en theologische wijsheid toegeschreven. Van 1265 tot 1268 verbleef Thomas in Rome waar hij waarschijnlijk een “Studium” leidde, een studiehuis van de Orde, en waar hij zijn “
H. Thomas van Aquino
Summa Theologiae ()” begon te schrijven
vg;. Jean-Pierre Torell, “Thomas d’Aquin. L’homme et le théologien” – “Thomas van Aquino. De mens en de theoloog”, Casale Monf., 1994, pp. 118-184.
In 1269 werd hij naar Parijs geroepen voor een tweede cyclus in het onderwijs. Begrijpelijk waren de studenten begeesterd door zijn lessen. Eén van zijn eerste leerlingen verklaarde dat een zeer grote menigte studenten Thomas’ lessen volgde, zodat de zalen amper volstonden voor iedereen en hij voegde er in een persoonlijke opmerking bij dat “naar hem te luisteren, voor hem een diep geluk was”. Thomas’ interpretatie van Aristoteles werd niet door iedereen aanvaard, maar zelfs zijn tegenstanders op academisch vlak, zoals bijvoorbeeld Godefroid de Fontaines, erkenden dat de leer van broeder Thomas beter was dan andere door het nut en de waarde ervan en dat zij de leer van alle andere doctors kon corrigeren. Misschien ook om hem aan de levendige discussies te onttrekken, stuurden zijn oversten hem nog eens naar Napels om ter beschikking te staan van koning Karel I, die een reorganisatie wou doorvoeren van de universitaire studies.
Naast studie en onderricht, wijdde Thomas zich eveneens aan de verkondiging voor het volk. En ook het volk kwam graag naar hem luisteren. Ik zou zeggen dat het werkelijk een grote genade is wanneer theologen voor gelovigen eenvoudig en vurig weten te spreken. Het ambt van de verkondiging helpt onderzoekers in theologie omdat zij moeten blijk geven van een gezond pastoraal realisme en het verrijkt hun onderzoek met levendige begeestering.
De laatste maanden van het leven van Thomas blijven omgeven door een bijzondere sfeer, ik zou zeggen mysterieuze sfeer. In december 1273, riep hij zijn vriend en secretaris Reginaldo om hem zijn besluit mee te delen met alle werk te stoppen omdat hij onder het opdragen van de mis, door een bovennatuurlijke openbaring begrepen had, dat al wat hij tot dan geschreven had, slechts “een hoop stro” was. Het is een mysterieus gebeuren dat ons niet alleen de persoonlijke nederigheid van Thomas helpt begrijpen, maar ook het feit dat al wat wij kunnen denken en zeggen over het geloof, hoe verheven en zuiver het ook zij, oneindig overtroffen wordt door de grootsheid en schoonheid van God, die ons ten volle zullen geopenbaard worden in het Paradijs. Enkele maanden later, steeds meer in beslag genomen door diepe meditatie, stierf Thomas toen hij op weg was naar Lyon, waar hij ging deelnemen aan het oecumenisch concilie bijeengeroepen door paus Gregorius X. Hij ontsliep in de Cisterciënzer abdij van Fossanova, na de ziekenzalving ontvangen te hebben met gevoelens van diepe vroomheid.
Het leven en onderricht van de heilige Thomas van Aquino zouden kunnen samengevat worden met een gebeuren dat zijn oude biografen vermelden. Terwijl de heilige, naar gewoonte, voor een kruisbeeld aan het bidden was, ’s morgens vroeg in de kapel “San Nicola” in Napels, hoorde de koster Domenico da Caserta, een gesprek. Met onrust vroeg Thomas of hetgeen hij geschreven had over de mysteries van het christelijk geloof, juist was. En de Gekruisigde antwoordde: “Ge hebt goed gesproken over Mij, Thomas. Wat zal uw beloning zijn?”. En het antwoord dat Thomas gaf, is dat wat ook wij, vrienden en leerlingen van Jezus, Hem altijd zouden willen zeggen: “Niets anders dan U, Heer!” vgl. Jean-Pierre Torell, “Thomas d’Aquin. L’homme et le théologien” – “Thomas van Aquino. De mens en de theoloog”, Casale Monf., 1994, p. 320.
© 2010, Libreria Editrice Vaticana
Vert.: Sorores Christi; alineaverdeling en -nummering: redactie