
Benno Kardinaal Gut - 29 mei 1969
Deze wijze om de heilige Communie uit te delen moet, gezien de huidige situatie van de algehele Kerk, bewaard worden. Niet enkel omdat deze wijze steunt op een traditie van vele eeuwen maar vooral omdat het een teken is van de eerbied van de christengelovigen jegens de Eucharistie. Trouwens, dit gebruik doet niets af van de waardigheid van de persoon van diegenen die naderen tot dit grote Sacrament en behoort tot de vereiste voorbereiding om het Lichaam van Christus op de meest vruchtbare wijze te ontvangen. Vgl. H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos. 98, 9 : PL 37, 1264-1265
Deze eerbied betekent dat het niet de communie van “gewoon brood en drank” Vgl. H. Justinus, Eerste apologie, Apologia contra Antoninus Pius. I, 66: PG 6, 427 Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. 1. 4, c. 18, n. 5: PG 7, 1028-1029 maar van het Lichaam en Bloed van Christus betreft, waardoor “het volk van God deelneemt aan de vruchten van het paasoffer, het nieuwe verbond, dat God voor altijd met de mensen heeft ingesteld door het bloed van Christus, vernieuwt en in geloof en hoop het uiteindelijke gastmaal in het rijk van de Vader voorafbeeldt en verwacht. Congregatie voor de Riten, Over de Eredienst van de Eucharistie, Eucharisticum Mysterium (25 mei 1967), 3. A. A. S. 59 (1967), p. 541