
H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1988
Als wij "in persona Christi" handelen in de viering van het sacrament van dat enige offer waarvan Christus de enige priester en het enige slachtoffer is en blijft, moeten wij niet dat meelijden van de Moeder vergeten waarin de woorden vervuld zijn welke Simeon uitgesproken heeft in de tempel van Jeruzalem: "Uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord" (Lc. 2, 35). Deze woorden waren veertig dagen na de geboorte van Jezus gericht tot Maria zelf; op Golgota zijn zij onder het kruis tot op de bodem in vervulling gegaan. Toen haar Zoon Zich op het kruis volledig openbaarde als "teken dat weersproken wordt", trof dat offer, die doodsstrijd van de Zoon, ook het moederhart van Maria.
Zie, de agonie van het hart van de Moeder, die samen met Hem leed en toestemde "in de slachting van het offerlam dat uit haar was geboren". Dit vormt het hoogtepunt van de tegenwoordigheid van Maria in het mysterie van Christus en van de kerk op aarde. Dit hoogtepunt bevindt zich op de weg van de "pelgrimstocht van het geloof", waaraan wij in dit Mariajaar speciaal denken Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Moeder van de Verlosser, Redemptoris Mater (25 mrt 1987), 30
Dierbare broeders, wie heeft meer dan wij een diep en onwankelbaar geloof nodig - wij die krachtens de apostolische successie die haar oorsprong heeft in het cenakel, het sacrament van het offer van Christus vieren? Onze geestelijke band met de Moeder van God, die heel het volks Gods "voorgaat" op de pelgrimstocht van het geloof moet dus voortdurend dieper worden.
Zij die zich door haar heldhaftig geloof juist op Golgota het meest met haar Zoon verenigd heeft, moet ons in het bijzonder nabij zijn als wij in de viering van de Eucharistie ons iedere dag op Golgota bevinden.