Paus Benedictus XVI - 1 april 2010
Geliefde broeders en zusters,
Op een meer uitgebreide manier dan de drie andere evangelisten, verwijst de heilige Johannes in zijn Evangelie, op zijn eigen manier naar Jezus’ afscheidsrede die ook voorkomt als Zijn testament en als synthese van de essentie van Zijn boodschap. Jezus’ rede begint met de voetwassing die Zijn verlossende dienstbaarheid aan de mensheid, die nood heeft aan uitzuivering, samenvat in een nederig gebaar. Naar het einde toe worden Jezus’ woorden een gebed, het hogepriesterlijk gebed, waarvan de achtergrond door exegeten gevonden werd in het ritueel van de joodse Grote Verzoendag. Wat de betekenis van dit feest en zijn rituelen was – de zuivering van de wereld, haar verzoening met God – realiseert zich in Jezus’ gebed, een gebed dat zowel het Lijden anticipeert als het lijden omzet in gebed. Zo wordt in het hogepriesterlijk gebed op een heel bijzondere wijze het voortdurende mysterie van Witte Donderdag zichtbaar: het nieuwe priesterschap van Jezus Christus en de voortzetting ervan in de wijding van de apostelen, in de deelname van de leerlingen aan het priesterschap van de Heer. Uit deze onuitputtelijke tekst zou ik nu drie woorden van Jezus willen kiezen die ons dieper in het mysterie van Witte Donderdag kunnen binnenvoeren.
Maar laat ons terugkeren naar Jezus’ woorden: het eeuwig Leven is dat zij U en Uw Gezondene kennen. Natuurlijk begrijpt men hier onder “kennen” iets meer dan een uiterlijk kennen, zoals bijvoorbeeld de kennis wanneer een beroemde persoon gestorven is en wanneer een uitvinding gedaan werd. Kennen in de zin van de Heilige Schrift, is innerlijk één worden met de andere. God kennen, Christus kennen, betekent ook altijd Hem liefhebben, in zekere zin één met Hem worden door de kennis en de liefde. Ons leven wordt dus een authentiek, echt leven en aldus ook eeuwig indien wij Degene kennen die de oorsprong is van ieder wezen en van alle leven. Zo wordt Jezus’ woord een uitnodiging aan ons: laat ons vrienden van Jezus worden, proberen we Hem steeds beter te kennen! Laat ons in dialoog met Hem leven! Laten wij van Hem de rechte weg leren, laten wij Zijn getuigen worden! Dan worden wij mensen die liefhebben en dan handelen wij op de juiste manier. Dan leven wij echt.
De best gekende bede uit het hogepriesterlijk gebed is de vraag om eenheid onder de leerlingen, van toen en van de toekomst: “Niet alleen voor hen bid Ik (– de gemeenschap van leerlingen die in de Bovenzaal bijeen is –) maar ook voor hen die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één mogen zijn zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U: dat ook zij in Ons mogen zijn opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt” (Joh. 17, 20-21) Vgl. Joh. 17, 11.13 . Wat vraagt de Heer hier precies? Boven alles bidt Hij voor de leerlingen van toen en van alle komende tijden. Hij kijkt vooruit naar de uitgestrektheid van de geschiedenis die gaat komen. Hij ziet er de gevaren van en beveelt deze gemeenschap aan het hart van de Vader aan. En Hij vraagt aan de Vader: de Kerk en haar eenheid. Er werd gezegd dat de Kerk - inderdaad het woord ekklesia wordt niet genoemd - niet voorkomt in het Evangelie van Johannes. Hier verschijnt zij echter met haar wezenlijke eigenschappen: als de gemeenschap van de leerlingen die door het apostolische woord in Jezus Christus gelooft en zo één wordt. Jezus smeekt dat de Kerk één en apostolisch is. Zo is dit gebed juist een stichtingsakte van de Kerk. De Heer vraagt de Kerk aan de Vader. Zij ontstaat uit Jezus’ gebed en door de verkondiging van de apostelen die Gods Naam kenbaar maken en de mensen binnenleiden in de liefdesgemeenschap met God. Jezus vraagt dus dat de verkondiging van de leerlingen verdergaat doorheen de tijden; dat deze verkondiging de mensen bijeenbrengt en dat zij daardoor God en Zijn Gezondene, de Zoon Jezus Christus, erkennen. En Hij bidt opdat de mensen tot het geloof gebracht worden en door middel van het geloof, tot de liefde. En Hij vraagt de Vader dat deze gelovigen “in Ons zouden zijn” (Joh. 17, 21); wij zouden kunnen zeggen, dat zij binnen in de gemeenschap met God en Jezus Christus leven en dat door de innerlijke gemeenschap met God, de zichtbare eenheid opgebouwd wordt. Tot twee keer zegt de Heer dat deze eenheid er zou moeten voor zorgen dat de wereld in Jezus’ zending gelooft. Het moet inderdaad een eenheid zijn die zichtbaar is – een eenheid die zoveel verder gaat dan wat gewoonlijk onder mensen mogelijk is, dat zij een teken wordt voor de wereld en dat zij de zending van Jezus Christus bevestigt. Jezus’ gebed geeft ons de waarborg dat de verkondiging van de apostelen in de geschiedenis nooit zal kunnen ophouden; dat zij altijd geloof zal wekken en mensen in eenheid zal bijeenbrengen – een eenheid die getuigt van de zending van Jezus Christus. Maar dit gebed is voor ons ook steeds een gewetensonderzoek. Op dit ogenblik vraagt de Heer ons: leeft gij door het geloof, in gemeenschap met Mij en ook in gemeenschap met God? Of leeft ge misschien eerder voor uzelf, en verwijdert ge u zo van het geloof? En zijt ge zo niet schuldig aan de verdeeldheid die Mijn zending verduistert in de wereld, die de toegang van de mensen tot Gods liefde verhindert? Dat Hij het gezien heeft en nog altijd alles ziet wat de eenheid bedreigt en vernielt, was één van de bestanddelen van het historische lijden van Jezus en blijft een deel van Zijn lijden dat in de geschiedenis doorgaat. Wanneer wij mediteren over het lijden van de Heer, moeten wij ook oog hebben voor de smart van Jezus door het feit dat wij in strijd zijn met Zijn gebed, dat wij weerstand bieden aan Zijn liefde, dat wij in strijd zijn met de eenheid die voor de wereld moet getuigen van Zijn zending.
Op dit ogenblik dat de Heer zichzelf geeft – Zijn lichaam en Zijn bloed - in de Allerheiligste Eucharistie, dat Hij zich aan ons in handen geeft en in ons hart, willen wij ons door Zijn gebed laten aanraken. Ook wij willen in Zijn gebed binnentreden en wij vragen het Hem: Ja, Heer, geef ons geloof in U, Gij die één zijt met de Vader in de Heilige Geest. Geef dat wij in Uw liefde leven en zo één worden met U, zoals Gij één zijt met de Vader, opdat de wereld gelove.
Amen.