Paus Benedictus XVI - 1 april 2010
Het centrum van de vieringen in de Kerk is het Sacrament. Sacrament betekent, dat niet allereerst de mens iets doet, maar dat het God is die vooraf met Zijn handelen ons tegemoet treedt, ons aankijkt en naar Zich toetrekt. En er is nog iets bijzonders: God spreekt tot ons door de materiële werkelijkheid, door de gave van de schepping, die Hij dienstig gemaakt heeft aan Zichzelf, tot instrument van de ontmoeting tussen ons en Hemzelf. Er zijn vier elementen van de schepping waaruit de kosmos van de Sacramenten gebouwd is: het water, het ongedesemde brood, de wijn en de olijfolie. Het water is het basiselement en de basisvoorwaarde voor al het leven. Het is het wezenlijke teken van het Christen worden door de Doop, de geboorte in het nieuwe leven. Terwijl het water voor alles het levenselement is en zo de gemeenschappelijke toegang tot de nieuwe geboorte van het Christen zijn vormt, behoren de andere drie elementen tot de cultuur van het gebied rond de Middellandse Zee. Ze verwijzen naar het concrete historische gebied, waar het Christendom gegroeid is. God heeft op een zeer speciale plek op aarde gehandeld, is werkelijk in de geschiedenis van de mensen ingetreden. Deze drie elementen hebben een bepaalde rangorde. En zijn aan de andere kant ook een plaatsbepaling van de geschiedenis van God met ons. Ze zijn een synthese van de schepping en de geschiedenis: gave van God die ons voor altijd verbindt aan deze plek van de wereld, waar God met ons in de tijd, in de geschiedenis handelt, één van ons wilde worden.
Daarom wil ik nu proberen het geheim van deze heilige Tekenen nog kort in hun wezenlijke betrekkingen met de priesterlijke roeping uit te leggen. In de gebruikelijke etymologie heeft men al in de oudheid het Griekse woord 'elaion' - olie - met het woord 'eleos' - barmhartigheid - in verbinding gebracht. Inderdaad, de gewijde olie is bij de verschillende Sacramenten telkens teken van Gods barmhartigheid. De zalving tot het priesterschap betekent daarom ook altijd de opdracht, de barmhartigheid van God aan de mensen over te brengen. Van de fakkel van ons leven mag de olie van barmhartigheid nooit uitdoven. Vullen we het telkens op het goede moment aan bij de Heer - in de ontmoeting met Zijn Woord, in het ontvangen van de Sacramenten, in het in gebed aanwezig zijn bij Hem.
Door het verhaal van de duif met de olijftak, die het einde van de vloed en de nieuwe vrede van God met de wereld aan de mensen verkondigde, is niet alleen de duif maar ook de olijftak en de olie zelf tot een symbool van de vrede geworden. De Christenen van de eerste eeuwen hielden ervan om de begraafplaatsen van hun doden met een zegekrans en een olijftak, het symbool van de vrede, te tooien. Zij wisten, dat Christus de dood overwonnen had en dat hun doden in de vrede van Christus rustten. Dat ze zelf door Christus verwacht werden, Die hun die vrede had voorzegd die de wereld hen niet geven kon. Zij herinnerden eraan, dat het eerste woord van de Verrezene aan de Zijnen luidde: "vrede zij met u" (Joh. 20,19). Hij zelf draagt de olijftak, brengt Zijn vrede in de wereld. Hij verkondigt Gods reddende goedheid. Hij is onze vrede. Zo moeten de Christenen mensen van vrede zijn, die het geheim van het kruis als geheim van de verzoening erkennen en het leven. Christus wint niet door het zwaard, maar door het kruis. Hij overwint omdat Hij de haat overwint. Hij wint door de kracht van Zijn grote liefde. Het kruis van Christus spreekt het 'neen' uit tegen het geweld. En juist daardoor is het een zegeteken van God, dat de nieuwe weg van Jezus verkondigt. In de overgave aan het kruis heeft Christus het geweld overwonnen. Als priester hebben wij de roeping, in de gemeenschap met Jezus Christus mensen van vrede te zijn, het geweld te weerstaan en te vertrouwen op de grotere kracht van de liefde.
Tot de symboliek van de olie behoort ook dat het sterk maakt voor de strijd. Dat is niet in tegenspraak met het thema 'vrede', maar is daar een onderdeel van. De strijd van de Christen bestond en bestaat niet in het gebruik van geweld, maar daarin dat zij voor het goede, bereid waren en zijn voor God te lijden. Het bestaat eruit dat de Christen zich als een goed staatsburger aan de wet houdt en het goede doet. Het bestaat eruit dat zij niet doen wat volgens de geldende wetten juist is, maar onjuist is. De strijd van de martelaren bestond uit hun concrete 'neen' tegen het onrecht: doordat zij de afgodendienst, de aanbidding van de keizer nalieten, hebben zij geweigerd te buigen voor onwaarheid, voor de aanbidding van mensen en hun macht. Zij hebben met hun 'neen' tegen de onwaarheid en al haar gevolgen de macht van het recht en de waarheid opgebouwd. Zo hebben zij de werkelijke vrede gediend. Ook nu nog is het voor Christenen van belang het recht te volgen, dat de grondslag is voor de vrede. Ook nu nog is het voor Christenen belangrijk onrecht, dat tot wet verheven wordt, niet aan te nemen - bijvoorbeeld waar het gaat om het doden van onschuldige ongeboren kinderen. Juist zo dienen we de vrede en juist zo zijn we in de navolging van Jezus Christus, waar de heilige Petrus van zegt: " Als Hij gescholden werd, schold Hij niet terug. Als men Hem leed aandeed, uitte Hij geen dreigementen. Hij liet Zijn zaak over aan Hem die rechtvaardig oordeelt. In Zijn eigen lichaam heeft Hij onze zonden op het kruishout gedragen, opdat wij aan de zonden zouden afsterven en gaan leven voor gerechtigheid." (1 Pt. 2, 23-24).
In de oude Kerk heeft de gewijde olie op bijzondere wijze als teken voor de tegenwoordigheid van de Heilige Geest aangezien, die zich ons door Christus meegedeeld wordt. Hij is de olie van de vreugde. Deze vreugde is echter wat anders als de genot of uiterlijke vermaak, zoals de moderne maatschappij deze wenst. Vermaak is op het juiste moment zeker iets goeds en vreugdevols. Kunnen lachen is goed. Maar vermaak is niet alles. Het is slechts een klein deel van ons leven en waar het alles vervuld wordt het tot een masker, waarachter zich de vertwijfeling verbergt of waar op zijn minst de twijfel, of het leven werkelijk goed is, of nog beter, waar is, niet te zijn dan wel te zijn. De vreugde, die via Christus tot ons komt, is anders. Ze geeft ons vrolijkheid, ja, maar ze kan ook heel goed samengaan met lijden. Ze geeft ons de mogelijkheid te lijden en in het lijden ten diepste blij te blijven. Ze geeft ons de mogelijkheid het lijden van anderen te dragen en zo voor elkaar het licht en de goedheid van God voelbaar te maken. Mij geeft telkens de vertelling uit de Handelingen van de Apostelen te denken, dat de Apostelen, nadat ze door de Hoge Raad waren afgeranseld, "zij waren verheugd dat ze waardig bevonden waren smaad te lijden omwille van de Naam." (Hand. 5, 41). Wie bemint is bereid voor de geliefden en terwille van zijn liefde te lijden en ervaart juist daarom een diepere vreugde. De vreugde van de martelaren was sterker dan de kwellingen, die hun aangedaan werd. Deze vreugde heeft uiteindelijk gezegevierd en Christus heeft de deuren van de geschiedenis geopend. Als priester zijn wij, zoals de heilige Paulus zegt: "dienaar van uw vreugde" (2 Kor. 1, 24). Door de vrucht van de olijfboom, in de gewijde olie, raakt ons de goedheid van de schepper, de liefde van de verlosser, aan. Bidden we dat Zijn vreugde ons steeds dieper doordringt en dat wij ze nieuw mogen binnenbrengen in een wereld, die zozeer de uit de waarheid voortkomende vreugde nodig heeft.
Amen