
Paus Benedictus XVI - 24 maart 2010
Geliefde broeders en zusters,
Eén van de grootste meesters in Middeleeuwse theologie is de heilige Albertus de Grote. De titel “de Grote” (“magnus”), waarmee hij de geschiedenis is ingegaan, verwijst naar de uitgebreidheid en diepgang van zijn leer, die bij hem samenging met heiligheid van leven. Maar reeds zijn tijdgenoten aarzelden niet hem titels van uitnemendheid toe te kennen; één van zijn leerlingen, Ulrich van Straatsburg, noemt hem “verbazing en wonder van onze tijd”.
Hij werd in Duitsland geboren in het begin van de XIIIe eeuw, en nog op jonge leeftijd begaf hij zich naar Italië, naar Padua, zetel van één van de beroemdste faculteiten in de Middeleeuwen. Hij wijdde zich aan de studie van wat men de “vrije kunsten” noemt: grammatica, retorica, dialectiek, rekenkunde, geometrie, astronomie en muziek, dat wil zeggen algemene cultuur, waaruit zijn belangstelling voor natuurwetenschappen blijkt, die weldra het uitverkozen domein van zijn specialisatie zou worden. Tijdens zijn verblijf in Padua bezocht hij de kerk van de Dominicanen tot wie hij later toetrad met eeuwige geloften. De hagiografische bronnen doen begrijpen dat Albertus deze beslissing geleidelijk genomen heeft. De innige band met God, de voorbeeldige heiligheid van de Dominicanen, de sermoenen die hij beluisterde van de zalige Jordanus van Saxen, opvolger van de heilige Dominicus aan het hoofd van de Orde der Predikheren, waren beslissende factoren die hem iedere twijfel, evenals de tegenkanting van zijn familie, hielpen te boven komen. Dikwijls spreekt God tot ons en wijst Hij ons levensplan aan in onze jeugdjaren. Zoals voor Albertus zijn ook voor ieder van ons, persoonlijk gebed gevoed door het woord van de Heer, veelvuldige toenadering tot de sacramenten en geestelijke leiding van verlichte mannen, de middelen om Gods stem te ontdekken en te volgen. Albertus kreeg het religieus habijt uit de handen van de zalige Jordanus van Saxen.
Na zijn priesterwijding bestemden zijn oversten hem voor onderricht in de verschillende theologische studiecentra, verbonden aan de Dominicaner kloosters. Zijn uitmuntende intellectuele kwaliteiten lieten hem toe zich te vervolmaken in de studie van de theologie aan de bekendste universiteit uit die tijd, die van Parijs. Albertus werd toen buitengewoon werkzaam als schrijver, een activiteit die hij zijn hele leven zou verder zetten.
Indrukwekkende opdrachten werden hem toevertrouwd. In 1248 werd hij belast met één van de belangrijkste meesterwerken van Duitsland, namelijk de opening van een bureau voor theologie in Keulen, waar hij meermaals woonde en die zijn tweede vaderstad werd. Uit Parijs nam hij een uitzonderlijke leerling met zich mee naar Keulen, Thomas van Aquino. Alleen reeds de verdienste leraar geweest te zijn van de heilige Thomas van Aquino, zou volstaan om diepe bewondering te koesteren voor de heilige Albertus. Tussen deze twee grote theologen zou een band tot stand komen van wederzijdse achting en vriendschap - menselijke hoedanigheden die veel bijdragen tot de ontwikkeling van de wetenschap. In 1254 werd Albertus tot provinciaal verkozen van de “Teutonische Provincie” van de Dominicanen die gemeenschappen bevatte, verspreid over een uitgestrekt gebied in Midden en Noord Europa. Hij onderscheidde zich door de ijver waarmee hij dit ambt uitoefende, met name door de gemeenschappen te bezoeken en de medebroeders voortdurend te herinneren aan de trouw, de leer en de voorbeelden van de heilige Dominicus.
In de jaren 1263-1264 werd Albertus door Paus Urbanus IV als prediker naar Duitsland en Bohemen gezonden om vervolgens naar Keulen terug te keren en daar zijn opdracht als leraar, onderzoeker en schrijver opnieuw op te nemen. Als man van gebed, wetenschap en liefdadigheid genoot hij een groot gezag in zijn bemiddeling bij verschillende gebeurtenissen die de Kerk en de samenleving van dit tijd aangaan: hij was in Keulen vooral een man van verzoening en vrede, waar de aartsbisschop in hevige oppositie geraakt was met de stedelijke instanties; hij zette zich in 1274 op het IIe concilie van Lyon, bijeengeroepen door Paus Gregorius X, in om de eenheid te bevorderen tussen de Latijnse en de Griekse Kerk, na de scheiding door het grote Oosterse schisma van 1054; hij verduidelijkte de gedachten van Thomas van Aquino die tegenkanting kende en zelfs volledig onterechte veroordelingen.
Hij stierf in 1280 in de cel van zijn klooster het Heilig Kruis in Keulen en werd door zijn medebroeders al heel snel vereerd. De Kerk gaf hem aan de gelovigen ter verering door hem in 1622 zalig te verklaren en heilig in 1931, waarbij Paus Pius XI hem uitriep tot kerkleraar. Het was zonder twijfel een gepaste erkenning voor deze grote man Gods en eminente wetenschapper, niet alleen op het vlak van de geloofswaarheden maar op vele andere domeinen van het kennen. Inderdaad, als men naar de titels kijkt van zijn zeer talrijke werken, geeft men er zich rekenschap van dat zijn cultuur iets wonderlijks heeft en dat zijn encyclopedische belangstelling hem ertoe bracht zich niet zoals andere tijdgenoten alleen met filosofie en theologie bezig te houden maar ook met elke andere, toen gekende discipline, van fysica tot chemie, van astronomie tot mineralogie, van botanica tot zoölogie. Om die reden heeft Paus Pius XII hem tot patroon gemaakt van de liefhebbers van natuurwetenschappen en wordt hij ook “doctor universalis” genoemd, juist omwille van de omvang van zijn interesse en kennis.
De wetenschappelijke methodes die de heilige Albertus de Grote gebruikte, zijn zeker niet die van de daarop volgende eeuwen. Zijn methode bestond eenvoudig in observatie, beschrijving en klassering van de bestudeerde fenomenen.
Hij heeft ons nog veel te leren. De heilige Albertus toont vooral dat er geen tegenstelling is tussen geloof en wetenschap, ondanks een bepaald onbegrip dat men in de loop van de geschiedenis kon vaststellen. Een man van geloof en gebed zoals de heilige Albertus de Grote kon sereen de natuurwetenschappen bestuderen en zijn kennis ontwikkelen van de micro- en de macrokosmos, waarbij hij de wetten ontdekte die eigen zijn aan de materie; dit alles leste zijn dorst en liefde voor God. De Bijbel spreekt ons over de schepping als de eerste taal waarin God – die de hoogste intelligentie is, die “Logos” is – ons iets over zichzelf openbaart. Het Boek Wijsheid bijvoorbeeld beweert dat de natuurfenomenen, begiftigd met grootheid en schoonheid, als de werken zijn van een kunstenaar waardoor wij door analogie de Auteur van de schepping kunnen kennen Vgl. Wijsh. 13, 5 . Met een klassieke vergelijking in de Middeleeuwen en de Renaissance kan men de natuurlijke wereld vergelijken met een boek door God geschreven, dat wij lezen volgens de verschillende benaderingen van de wetenschap Vgl. Paus Benedictus XVI, Toespraak, Tot de Algemene Vergadering van de Pauselijke Academie voor de Wetenschappen - Sala Clementina, Het wetenschappelijke begrip van de evolutie van het heelal en van het leven (31 okt 2008). Inderdaad, hoeveel wetenschappers hebben in het voetspoor van de heilige Albertus de Grote hun onderzoek gevoerd, geïnspireerd door bewondering en dankbaarheid tegenover de wereld die in hun ogen van onderzoekers en gelovigen, het goede werk leek en lijkt van een wijze en liefhebbende Schepper! Dan wordt wetenschappelijke studie een lofzang. Dat had een groot astrofysicus van onze tijd, Enrico Medi, wiens proces tot zaligverklaring ingezet werd, goed begrepen; hij schreef: “Oh, u mysterieuze melkwegstelsels …, ik zie u, ik bereken u, ik hoor u, ik bestudeer u, ik ontdek u, ik dring tot u door en mediteer over u. Van u neem ik licht en ik maak er wetenschap van, ik neem de beweging en maak er wijsheid van, ik neem de fonkeling van de kleuren en maak er poëzie van; u, sterren, neem ik in mijn handen en bevend in de eenheid van mijn wezen verhef ik u boven uzelf en ik bied u in gebed de Schepper aan, die gij sterren alleen door mij kunt aanbidden” Enrico Medi, Le opere. Inno alla creazione.
De heilige Albertus de Grote herinnert ons eraan dat tussen wetenschap en geloof een vriendschap bestaat en dat de wetenschappers door hun roeping om de natuur te bestuderen, een authentieke en fascinerende weg van heiligheid kunnen gaan.
Zijn buitengewone openheid van geest komt ook tot uiting in een cultureel werk dat hij met succes ondernam: het opnemen en tot zijn recht laten komen van het denken van Aristoteles. Ten tijde van de heilige Albertus was de kennis van vele werken van deze grote Griekse filosoof die in de vierde eeuw voor Jezus Christus geleefd had, vooral op het vlak van ethiek en metafysica, zich aan het verspreiden. Zij toonden de kracht van de rede aan, zij verklaarden helder en duidelijk de zin en structuur van de werkelijkheid, haar verstaanbaarheid, de waarde en het doel van het menselijk handelen. De heilige Albertus de Grote heeft de deur geopend voor de opname van heel de filosofie van Aristoteles door de Middeleeuwse filosofie en theologie, een opname die later op een definitieve manier door de heilige Thomas werd uitgewerkt. Deze opname van een filosofie die, laten we zeggen, heidens, pre-christelijk is, was een authentieke culturele revolutie voor die tijd. Nochtans vreesden vele christelijke denkers de filosofie van Aristoteles, de niet-christelijke filosofie, vooral omdat deze door haar Arabische commentatoren, zo geïnterpreteerd werd dat zij tenminste op enkele punten totaal onverzoenbaar leek met het christelijk geloof. Er stelde zich dus een dilemma: geloof en rede, zijn zij al dan niet met elkaar in conflict?
Daar ligt één van de grote verdiensten van de heilige Albertus: met wetenschappelijke nauwgezetheid bestudeerde hij de werken van Aristoteles, ervan overtuigd dat alles wat werkelijk rationeel is, compatibel is met het geloof dat in de Heilige Schrift geopenbaard wordt. Met andere woorden, de heilige Albertus de Grote heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van een autonome filosofie, onderscheiden van de theologie en ermee verenigd, uitsluitend door de eenheid van de waarheid. Zo is in de XIIIe eeuw een duidelijk onderscheid verschenen tussen deze twee kennissen, filosofie en theologie die wanneer ze met elkaar in dialoog zijn, harmonieus samenwerken voor de ontdekking van de authentieke roeping van de mens, die dorst naar waarheid en schoonheid: en het is vooral de theologie, door de heilige Albertus “affectieve wetenschap” genoemd, die de mens zijn roeping tot eeuwige vreugde wijst, een vreugde die ontspringt uit de volledige instemming met de waarheid.
De heilige Albertus de Grote was in staat deze begrippen op een eenvoudige en begrijpelijke manier mee te delen. Als een authentieke zoon van de Paus Benedictus XVI - Audiëntie
H. Dominicus Guzman
(3 februari 2010), preekte hij graag tot het volk Gods dat door zijn woord en het voorbeeld van zijn leven gewonnen was.
Geliefde broeders en zusters, bidden wij tot de Heer opdat het de heilige Kerk nooit ontbreekt aan geleerde en vrome theologen zoals de heilige Albertus de Grote en dat Hij ieder van ons helpt zich de “formule van de heiligheid” eigen te maken die hij in zijn leven huldigde: “Alles wat ik wil, voor Gods eer willen, zoals God alles wat Hij wil voor Zijn eer wil”, dus zich gelijkvormig maken aan de wil van God, alleen en altijd tot Zijn eer.