H. Paus Johannes Paulus II - 7 oktober 2004
Het "breken van het brood" - zoals de Eucharistie in het begin genoemd werd - heeft altijd in het centrum gestaan van het leven van de Kerk. Daarin stelt Christus, in het verloop van de tijd, het mysterie van zijn dood en verrijzenis tegenwoordig. Hijzelf wordt er in eigen persoon ontvangen als "het levend brood dat uit de hemel is neergedaald" (Joh. 6, 51), en met Hem wordt ons het onderpand van het eeuwig leven gegeven, waardoor wij een voorsmaak hebben van het eeuwig gastmaal van het hemels Jeruzalem. Al vaker en nog onlangs in de encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Ecclesia de Eucharistia
De Kerk leeft van de Eucharistie
(17 april 2003) heb ik de Kerk uitgenodigd zich op de Eucharistie te bezinnen, waarmee ik in het spoor trad van het onderricht van de Vaders, van de Oecumenische Concilies en van mijn eigen Voorgangers. Het is dan ook niet mijn bedoeling om met dit schrijven nog eens het onderricht aan te bieden dat al gegeven is. Ik verwijs ernaar, opdat men er zich in zal verdiepen en het zich eigen zal maken. Ik meen echter dat, juist met het oog daarop, een Jaar dat geheel gewijd zal zijn aan dit wonderbaar Sacrament, een grote hulp zal zijn.