H. Paus Johannes Paulus II - 30 december 1987
SOLLICITUDO REI SOCIALIS De ontwikkeling van de mens en de samenleving Twintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI |
|||
► | Nieuwheid van de Encycliek Populorum Progressio |
Maar eerst wil ik blijven stilstaan bij de datum van publicatie: het jaar 1967. Het feit zelf dat Paus Paulus VI besloot in dat jaar een sociale encycliek uit te geven, nodigt uit om het document te zien in verband met het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, dat op 8 december 1965 afgesloten is.
Daarin moeten wij meer zien dan alleen het feit dat chronologisch dicht op elkaar volgen. De encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Populorum Progressio
Over de ontwikkeling van de volken
(26 maart 1967) dient zich in zekere zin aan als document dat de leer van het Concilie toepast. En dit niet zozeer omdat zij voortdurend verwijst naar de teksten van het Concilie De encycliek Populorum Progressio citeert 19 keer documenten van het Tweede Vaticaans Concilie, waarvan 16 keer de pastorale Constitutie Gaudium et Spes, maar veeleer omdat zij voortkomt uit de zorg van de Kerk, welke heel het werk van het Concilie inspireerde om veel thema's van haar sociale leer te coördineren en te ontwikkelen, in het bijzonder in de pastorale constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Gaudium et Spes
Over de Kerk in de wereld van deze tijd
(7 december 1965).
Daarom kunnen wij bevestigen dat de encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Populorum Progressio
Over de ontwikkeling van de volken
(26 maart 1967) als het ware het antwoord is op het appèl van het Concilie waarmee de constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Gaudium et Spes
Over de Kerk in de wereld van deze tijd
(7 december 1965) begint: "Vreugde en hoop, verdriet en angst van de mensen van vandaag, vooral van de armen en van hen die, hoe ook, te lijden hebben, zijn evenzeer de vreugde en de hoop, het verdriet en de angst van de leerlingen van Christus: er is werkelijk niets bij de mensen te vinden dat geen weerklank vindt in hun hart" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 1. Deze woorden drukken het fundamentele motief uit dat het grote document van het Concilie inspireerde. Het gaat uit van de vaststelling dat miljoenen en miljoenen menselijke wezens leven in een situatie van nood en onderontwikkeling.
Deze nood en onderontwikkeling zijn met andere woorden het 'verdriet en de angst' van vandaag, 'vooral van armen'; staande tegenover dit uitgestrekte panorama van leed en lijden wil het Concilie perspectieven van vreugde en hoop bieden. De encycliek van Paus Paulus VI streeft hetzelfde doel na, in volledige trouw aan de inspiratie van het Concilie.
Deze en andere uitdrukkelijke verwijzingen naar de pastorale constitutie leiden tot de conclusie dat de encycliek zich aandient als toepassing van de sociale leer van het Concilie op het specifieke probleem van de ontwikkeling en de onderontwikkeling van de volken.
Daarmee heeft de christelijke sociale leer nogmaals haar karakter opgeëist van toepassing van het woord Gods op het leven van de mensen en de maatschappij, alsook op de aardse realiteiten die daarmee verbonden zijn, terwijl zij 'beginselen tot bezinning', 'beoordelingsnormen' en 'richtlijnen tot handelen' aanreikt Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Over de christelijke vrijheid en bevrijding, Libertatis conscientia (22 mrt 1986), 72 Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Aan Maurice Kardinaal Roy, bij gelegenheid van de 80ste verjaardag van Rerum Novarum, Octogesima Adveniens (14 mei 1971), 4. Welnu, deze drie elementen vindt men terug in het document van Paulus VI, met een voornamelijk praktische oriëntering, nl. gericht op het zedelijk gedrag.
Men kan de Kerk dus niet beschuldigen van overschrijding van haar specifieke terrein van bevoegdheid en nog minder van overschrijding van de opdracht die zij van de Heer ontvangen heeft, als zij zich interesseert voor de ontwikkeling van de volken.
Het sociale onderricht van de Kerk was er echter nog niet toe gekomen geheel duidelijk te bevestigen dat het sociale vraagstuk wereldwijde afmetingen gekregen heeft Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 3.9, en zij had van deze bevestiging en van de daarmee samenhangende analyse nog geen 'richtlijn tot handelen' gemaakt, zoals Paus Paulus VI doet in zijn encycliek.
Een zo uitdrukkelijke stellingname biedt een grote rijkdom aan inhoud. Het is gewenst deze weer te geven.
Eerst dient een mogelijk misverstand uit de weg geruimd te worden. De erkenning dat het sociale vraagstuk mondiale afmetingen aangenomen heeft, betekent in het geheel niet dat haar gewicht en waarde minder zijn geworden of dat zij haar betekenis verloren heeft op nationaal en locaal vlak. Het betekent integendeel dat de problemen, in de bedrijven of in de arbeiders- en vakbeweging van een bepaald land of een bepaalde streek, niet gezien moeten worden als verspreide eilanden zonder verbinding met elkaar, maar dat zij in toenemende mate afhangen van de invloed van factoren die de regionale of nationale grenzen overschrijden. Economisch gezien zijn de ontwikkelingslanden helaas veel talrijker dan de ontwikkelde landen: het aantal mensen dat verstoken is van de goederen en diensten welke de ontwikkeling biedt, is veel groter dan het aantal mensen dat er wel over beschikt.
Wij staan dus voor een ernstig probleem van ongelijke verdeling van de bestaansmiddelen die oorspronkelijk bestemd zijn voor alle mensen, en zodoende ook van de voordelen die daaruit voortvloeien. En dat komt niet voor rekening van de behoeftige volken en nog minder gaat het om een soort noodlot dat van de natuurlijke condities afhangt of van het geheel van de omstandigheden. Als de encycliek van Paulus VI verklaart dat het sociale vraagstuk wereldwijde afmetingen aangenomen heeft, dan stelt zij zich allereerst voor om een moreel feit aan te wijzen, dat zijn fundamenten heeft in de objectieve analyse van de realiteit. Volgens de woorden van de encycliek 'moet iedereen zich bewust maken' van dit feit Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 3, juist omdat het onmiddellijk het geweten raakt, dat de bron is van de morele beslissingen.
In dit kader bestaat de nieuwheid van de encycliek niet zozeer in de uitspraak over de universaliteit van het sociale vraagstuk, welke een historisch karakter heeft, maar meer in de morele waardering van deze realiteit. Daarom hebben zij die de publieke verantwoordelijkheid dragen, de burgers van de rijke landen ieder persoonlijk en vooral de christenen, de morele plicht in de persoonlijke beslissingen en in die van de overheid, volgens de respectievelijke graad van verantwoordelijkheid, rekening te houden met deze band van universaliteit, met deze onderlinge afhankelijkheid die bestaat tussen hun handelwijzen en de nood en de onderontwikkeling van zoveel miljoenen mensen. Met grote nauwkeurigheid geeft de encycliek van Paulus VI de morele plicht weer als "plicht tot solidariteit" H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 48. Ofschoon vele situaties in de wereld veranderd zijn, heeft deze uitspraak heden ten dage dezelfde kracht en geldigheid als toen hij neergeschreven werd. Van de andere kant, maar zonder af te wijken van de lijnen van deze morele visie, bestaat de nieuwheid van de encycliek tevens in de fundamentele opvatting dat het begrip zelf van de ontwikkeling in belangrijke mate verandert als men het ziet in het perspectief van de universele onderlinge afhankelijkheid. De echte ontwikkeling kan niet bestaan in de eenvoudige opeenhoping van rijkdommen en in de vermeerdering van de beschikbare goederen en diensten, als dat verkregen wordt ten kosten van de onderontwikkeling van grote scharen mensen en zonder de vereiste aandacht voor de sociale, culturele en geestelijke dimensies van het menselijke wezen Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 14. "De ontwikkeling, waarover wij spreken, beperkt zich niet tot een louter economische groei. Wil er sprake zijn van echte ontwikkeling, dan moet deze alomvattend zijn, d.w.z. gericht op de ontplooiing van iedere mens en van de gehele mens.".
De encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Populorum Progressio
Over de ontwikkeling van de volken
(26 maart 1967) biedt nog in een derde opzicht een belangrijke bijdrage van nieuwheid aan de sociale leer van de Kerk in haar geheel en aan het begrip zelf van ontwikkeling. Deze nieuwheid is terug te vinden in een zin die te lezen staat in de slotparagraaf van het document en die niet alleen beschouwd kan worden als de samenvattende formulering van zijn inhoud maar ook als de historische kenschetsing ervan: 'ontwikkeling is een nieuwe naam voor vrede' H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 87.
Als het sociale vraagstuk mondiale afmetingen aangenomen heeft dan is dit in feite omdat aan de eis van rechtvaardigheid alleen voldaan kan worden op hetzelfde plan. Geen aandacht schenken aan deze eis zou bij de slachtoffers van de onrechtvaardigheid de opkomst kunnen bevorderen van de verleiding met geweld te antwoorden, zoals gebeurt bij het ontstaan van vele oorlogen. De volken die uitgesloten worden van de rechtvaardige verdeling van de goederen die oorspronkelijk voor allen bestemd zijn, zouden zich kunnen afvragen:
Waarom niet met geweld reageren tegen degenen die ons het eerst met geweld behandelen?
En als men de toestand onderzoekt in het licht van de verdeling van de wereld in ideologische blokken, die reeds in 1967 bestonden, en van de daaruit voortvloeiende economische en politieke weerslag en afhankelijkheid, dan blijkt het gevaar veel groter.
Bij deze eerste overweging over de dramatische inhoud van de formulering van de encycliek komt nog een andere waarop het document zelf zinspeelt Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 53: hoe valt het feit te rechtvaardigen dat enorme bedragen aan geld die bestemd zouden kunnen en moeten worden voor de groei van de ontwikkeling van de volken, integendeel gebruikt worden om enkelingen of groepen te verrijken of besteed worden voor de uitbreiding van de wapenarsenalen, zowel in de ontwikkelde landen als in de ontwikkelingslanden, zodat de werkelijke prioriteiten omvergeworpen worden? Dit is nog erger gezien de moeilijkheden die vaak de directe overdracht verhinderen van de kapitalen die bestemd zijn om hulp te brengen aan de noodlijdende landen. Als 'de ontwikkeling de nieuwe naam is voor de vrede', dan zijn de oorlog en de militaire voorbereiding daarop de grootste vijand van de volledige ontwikkeling van de volken.
Op deze wijze worden wij uitgenodigd in het licht van de uitdrukking van Paus Paulus VI het begrip van ontwikkeling te herzien, dat beslist niet samenvalt met een opvatting die zich beperkt tot het bevredigen van de materiële behoeften door middel van een toename van de goederen, geen aandacht schenkt aan het lijden van de mensen en van het egoïsme van de personen en de naties het voornaamste motief maakt. Zoals de brief van de heilige Jakobus ons scherp in herinnering brengt: hiervandaan is het dat "vechtpartijen en ruzies komen ... van uw eigen hartstochten die u niet met rust laten. Gij begeert dingen die gij niet kunt krijgen" (Jak. 4, 1-2).
In een andere wereld daarentegen, die beheerst wordt door de zorg voor het algemeen welzijn van heel de mensheid ofwel door de zorg voor de 'geestelijke en menselijke ontwikkeling van allen', in plaats van door het najagen van het eigen voordeel, zou de vrede mogelijk zijn als vrucht van een 'meer volmaakte rechtvaardigheid onder de mensen" Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 76.
Ook deze nieuwheid van de encycliek heeft een blijvende en actuele waarde gezien de huidige mentaliteit die zo gevoelig is voor de nauwe band die bestaat tussen de eerbied voor de rechtvaardigheid en de vestiging van de ware vrede.