
H. Paus Johannes Paulus II - 30 december 1987
In het kader van deze overwegingen heeft het besluit om zich op weg te begeven of de tocht voort te zetten bovenal een morele waarde, waarvan de gelovige mannen en vrouwen erkennen dat zij verlangd wordt door de wil van God, die het enige ware fundament is voor een absoluut bindende ethiek.
Het is te wensen dat ook mannen er vrouwen die geen expliciet geloof hebben, overtuigd zijn dat de obstakels die de volle ontwikkeling in de weg staan, niet alleen van economische aard zijn, maar afhangen van diepere houdingen, waarvan het menselijke wezen zich kan voorstellen dat zij een absolute waarde hebben. Daarom is het te hopen dat zij die in de één of andere mate verantwoordelijk zijn voor een "meer menselijk leven" voor hun medemensen, zich, al of niet geïnspireerd door een godsdienst, ten volle bewust worden van de dringende noodzaak van een verandering van de geestelijke houdingen, die de betrekking van iedere mens bepalen met zichzelf, met de naaste, met de menselijke gemeenschappen, ook de meest verwijderde, en met de natuur, krachtens hogere waarden zoals het algemene welzijn of, om de gelukkige uitdrukking van de encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Populorum Progressio
Over de ontwikkeling van de volken
(26 maart 1967) te hernemen, de volledige ontwikkeling "van heel de mens en van alle mensen" H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 42. Voor de christenen evenals voor allen die de nauwkeurige theologische betekenis van het woord 'zonde' erkennen, heet de verandering van gedrag of mentaliteit of wijze van zijn, in Bijbelse taal, 'bekering'. Vgl. Mc. 1, 15
Vgl. Lc. 13, 3.5
Deze bekering wijst specifiek op de relatie met God, met de bedreven schuld, met de gevolgen daarvan en daarom met de naaste, individu of gemeenschap. Het is God, in "wiens handen de harten van de machtigen zijn" vgl. Getijdengebed, derde dag van de derde week van de tijd door het jaar. Gebed van de Vespers en de harten van allen, die volgens zijn eigen belofte door de werking van zijn Geest de "harten van steen" kan veranderen in "harten van vlees". Vgl. Ez. 36, 26
Op de weg van de gewenste bekering naar het overwinnen van de morele belemmeringen voor de ontwikkeling, kan men reeds als positieve en morele waarde het groeiende bewustzijn opmerken van de onderlinge afhankelijkheid van de mensen en de naties. Het feit dat mannen en vrouwen in de verschillende delen van de wereld de onrechtvaardigheden en schendingen van de mensenrechten die in verre landen bedreven worden welke zij wellicht nooit zullen bezoeken, als aan zichzelf bedreven ervaren, is een ander teken van een werkelijkheid die getransformeerd is in geweten en zo een moreel karakter heeft gekregen.
Het gaat vooral om de onderlinge afhankelijkheid begrepen als systeem dat de relaties in de huidige wereld bepaalt in haar economische, culturele, politieke en godsdienstige bestanddelen en opgevat als morele categorie. Als de onderlinge afhankelijkheid zo onderkend wordt, dan is het correlatieve antwoord als morele en sociale houding, als 'deugd', de solidariteit. Deze solidariteit is derhalve niet een gevoel van vaag medelijden of van oppervlakkige vertedering bij het leed van zovele mensen, dichtbij of veraf. Zij is integendeel het vaste of volhardende besluit om zich in te zetten voor het algemeen welzijn ofwel voor het welzijn van allen en van ieder, omdat wij werkelijk allen verantwoordelijk zijn voor allen. Dat besluit berust op de vaste overtuiging dat de oorzaken die de volledige ontwikkeling remmen, de winstzucht en de dorst naar macht zijn waarover gesproken is. Deze 'houdingen' van 'zondige structuren' worden alleen overwonnen - de hulp van de goddelijke genade vooropgesteld - door de diametraal tegenovergestelde houding: de inzet voor het welzijn van de ander, met de bereidheid om, in evangelische zin, "zijn leven te verliezen" voor de ander, in plaats van hem uit te buiten, en "hem te dienen", in plaats van hem te onderdrukken ten eigen voordele. Vgl. Mt. 10, 40-42 Vgl. Mt. 20, 25 Vgl. Mc. 10, 42-45 Vgl. Lc. 22, 25-27
Positieve tekenen zijn in de huidige wereld het groeiend bewustzijn van solidariteit van de armen onder elkaar, hun ingrijpen om elkaar te steunen, de publieke manifestaties op het maatschappelijke toneel, zonder hun toevlucht te nemen tot geweld, maar door hun eigen noden en rechten uiteen te zetten tegenover de ondoelmatigheid of de corruptie van de overheidsmacht. Krachtens haar evangelische verbintenis voelt de kerk zich geroepen aan de zijde van de menigten van armen te blijven, de rechtvaardigheid van wat zij vragen te onderscheiden en bij te dragen tot de bevrediging ervan, zonder het welzijn van de groepen in het kader van het algemene welzijn uit het oog te verliezen.
In de internationale betrekkingen wordt op analoge wijze dezelfde maatstaf toegepast. De onderlinge afhankelijkheid moet getransformeerd worden in solidariteit, gebaseerd op het beginsel dat de geschapen goederen voor allen bestemd zijn. Wat de menselijke vlijt met de bijdrage van de arbeid voortbrengt door de grondstoffen te bewerken, moet gelijkelijk dienen voor het welzijn van allen.
De sterkere en beter toegeruste naties moeten het imperialisme van welk type ook en de bedoeling om eigen hegemonie te handhaven overwinnen en zich moreel verantwoordelijk voelen voor de andere naties om een echt internationaal systeem in te stellen dat berust op de gelijkheid van alle volken en op het noodzakelijke respect voor hun rechtmatige verschillen. De landen die economisch het zwakst zijn of die aan de grens van de overleving zijn blijven staan, moeten met de hulp van de andere volken en van de internationale gemeenschap in staat gesteld worden ook een bijdrage te leveren aan het algemene welzijn, met hun schat van menselijkheid en cultuur, die anders voor altijd verloren zou gaan.
De solidariteit helpt om de 'ander' - persoon, volk of natie - niet als een willekeurig instrument te beschouwen waarvan men het vermogen tot arbeid en de fysieke weerstand goedkoop kan uitbuiten en dat men kan afstoten als het niet meer bruikbaar is, maar als het een 'gelijke" een 'hulp' Vgl. Gen. 2, 18.20 , die men, zoals ons, deelgenoot moet maken van het gastmaal van het leven, waartoe alle mensen gelijkelijk door God uitgenodigd zijn. Vandaar het belang van het opwekken van het religieuze bewustzijn van de mensen en de volken.
Zo sluit men de uitbuiting, de onderdrukking, de vernietiging van de anderen uit. Deze zaken vloeien in de huidige verdeeldheid van de wereld in tegenover elkaar staande blokken samen in het gevaar van oorlog en de overdreven zorg voor de eigen veiligheid, dikwijls ten koste van de zelfstandigheid, de vrije beslissingsmacht, de territoriale onschendbaarheid zelf van de zwakste naties, die binnen de zogenaamde "zones van invloed" of "gordels van veiligheid" vallen. De "zondige structuren" en de zonden die daarin uitmonden, zijn even radicaal tegengesteld aan de vrede als aan de ontwikkeling, omdat de ontwikkeling volgens de bekende uitdrukking van de encycliek van Paus Paulus VI "de nieuwe naam van de vrede" is H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 87.
Zodoende is door ons voorgesteld de weg naar de vrede en naar de ontwikkeling. De vrede in de wereld is inderdaad ongrijpbaar als men van de kant van de verantwoordelijke personen niet komt tot de erkenning dat de onderlinge afhankelijkheid per sé vraagt om het overwinnen van de politiek van de blokken, de afstand van elke vorm van economisch, militair of politiek imperialisme en de verandering van het wederzijdse wantrouwen in samenwerking, die juist de akt zelf is van solidariteit tussen individuen en tussen naties.
Het motto van het pontificaat van mijn vereerde voorganger Pius XII was Opus iustitiae pax, de vrede als vrucht van de rechtvaardigheid. Nu zou men met dezelfde juistheid en dezelfde kracht van Bijbelse inspiratie Vgl. Jes. 32, 17 Vgl. Jak. 3, 18 kunnen zeggen: Opus solidarietatis pax, de vrede als vrucht van de solidariteit.
Het door allen zo verlangde einddoel van de vrede zal zeker bereikt worden door de verwerkelijking van de maatschappelijke en internationale rechtvaardigheid, maar ook door de praktijk van de deugden die de samenleving bevorderen en ons leren te leven om door geven en ontvangen samen een nieuwe maatschappij en een betere wereld op te bouwen.