Paus Benedictus XVI - 30 september 2010
De Bisschoppensynode heeft opnieuw krachtig de noodzaak bevestigd om in de Kerk het missionaire bewustzijn te versterken dat vanaf de oorsprong in het volk van God aanwezig is. De eerste Christenen hebben hun missionaire verkondiging als een noodzaak beschouwd die voortvloeit uit de natuur zelf van het geloof: de God in wie wij geloven, was de God van allen, de ene en ware God, die zich had geopenbaard in de geschiedenis van Israël en ten slotte in zijn Zoon, en gaf daarmee het antwoord waarop de mensen diep van binnen wachten. De eerste christengemeenten hebben gevoeld dat hun geloof niet deel uitmaakte van een bijzonder cultureel gebruik, dat verschillend is al naar gelang de volkeren, maar behoorde tot het terrein van de waarheid, dat alle mensen op gelijke wijze aangaat.
Het is weer de heilige Paulus die ons met zijn leven de zin van de christelijke zending en haar oorspronkelijke universaliteit illustreert. Wij denken aan de episode die door de Handelingen van de Apostelen wordt verteld over de Areopaag van Athene Vgl. Hand. 17, 16-34 . De apostel van de heidenvolken gaat de dialoog aan met mensen van verschillende culturen, in het bewustzijn dat het mysterie van God, de Bekende- Onbekende, waarvan iedere mens een perceptie heeft, hoe vaag ook, zich heeft geopenbaard in de geschiedenis: “Wat gij vereert zonder het te kennen, dat kom ik u verkondigen” (Hand. 17, 23). De nieuwheid van de christelijke verkondiging is de mogelijkheid om tot alle volkeren te zeggen: “Hij heeft zich geopenbaard. Hij persoonlijk. En nu staat de weg naar Hem open. De nieuwheid van de christelijke boodschap bestaat niet in een gedachte, maar in een feit. Hij heeft zich geopenbaard”. Paus Benedictus XVI, Toespraak, Collège des Bernardins, Parijs, Tot de vertegenwoordigers van de wereld van de cultuur (12 sept 2008), 12