Paus Benedictus XVI - 30 september 2010
Het Woord van God heeft ons het goddelijk leven meegedeeld dat het aanschijn van de aarde verandert door alles nieuw te maken Vgl. Openb. 21, 5 . Zijn Woord betrekt ons hierbij niet alleen als ontvangers van de goddelijke openbaring, maar ook als de verkondigers ervan. Hij die door de Vader is gezonden om zijn wil te volbrengen Vgl. Joh. 5, 36-38 Vgl. Joh. 6, 38-40 Vgl. Joh. 7, 16-18 , trekt ons naar zich toe en betrekt ons bij zijn leven en zending. De Geest van de Verrezene stelt zo ons leven in staat om het Woord op doeltreffende wijze te verkondigen in heel de wereld. Dit is de ervaring van de eerste christengemeente, die zag hoe het Woord zich uitbreidde door de prediking en het getuigenis Vgl. Hand. 6, 7 . Ik zou hier in het bijzonder willen wijzen op het leven van de apostel Paulus, een man die volledig is gegrepen door de Heer Vgl. Fil. 3, 12 – “ikzelf leef niet meer, Christus is het die leeft in mij” (Gal. 2, 20) – en door zijn zending: “Wee mij, als ik het Evangelie niet verkondig!” (1 Kor. 9, 16), zich ervan bewust dat alles wat in Christus wordt geopenbaard, waarlijk het heil van alle volken is, de bevrijding uit de slavernij van de zonde om binnen te gaan in de vrijheid van de kinderen van God.
Inderdaad, wat de Kerk aan de wereld verkondigt, is de Logos van de hoop Vgl. 1 Pt. 3, 15 ; de mens heeft behoefte aan de “grote hoop” om zijn eigen heden te kunnen beleven, de grote hoop die “de God is die een menselijk gelaat heeft en die ons ‘tot het uiterste toe heeft liefgehad’ (Joh. 1, 13)”. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de Christelijke hoop, Spe Salvi (30 nov 2007), 31 Daarom is de Kerk in wezen missionair. Wij kunnen de woorden van eeuwig leven die ons bij de ontmoeting met Jezus Christus worden gegeven, niet voor ons houden: zij zijn voor allen, voor iedere mens. Iedere persoon van onze tijd, of hij dat nu weet of niet, heeft behoefte aan deze boodschap. Moge de Heer zelf, zoals ten tijde van Amos, onder de mensen een nieuwe honger en een nieuwe dorst naar de woorden van de Heer Vgl. Am. 8, 11 opwekken. Aan ons de verantwoordelijkheid om wat wij door genade hebben ontvangen, door te geven.