Paus Benedictus XVI - 30 september 2010
In de documenten die ter voorbereiding en in de loop van deze synode zijn opgesteld, heeft men gesproken over verschillende methoden om met vrucht in geloof tot de Heilige Schrift te naderen. De grootste aandacht is echter geschonken aan de lectio divina, die werkelijk “in staat is om de gelovigen de schat van het Woord van God te ontsluiten, maar ook de ontmoeting tot stand te brengen met de Christus, het levende goddelijke Woord”. Bisschoppensynodes, Boodschap van de Synodevaders aan het volk van God n.a.v. de Synode over het Woord van God (24 okt 2008), 9 Ik zou hier in het kort de wezenlijke stappen ervan in herinnering willen brengen. Zij begint met het lezen (lectio) van de tekst, die de vraag oproept omtrent een authentieke kennis van de inhoud ervan: wat zegt de Bijbeltekst op zich? Zonder dit ogenblik loopt men het risico dat de tekst alleen maar een voorwendsel wordt om nooit verder dan de eigen ideeën te komen. Vervolgens komt de overweging (meditatio), waarbij de vraag is: wat zegt de Bijbeltekst ons? Hoe moet ieder zich persoonlijk, maar ook als gemeenschap laten raken en zich ter discussie laten stellen, daar het er niet om gaat over woorden na te denken die in het verleden zijn gesproken, maar in het heden. Hierna komt men aan het ogenblik van het gebed (oratio) dat de vraag veronderstelt: wat zeggen wij tegen de Heer als antwoord op zijn Woord? Het gebed als smeekbede, voorbede, dank en lof is de eerste manier waarop het Woord ons verandert.
Ten slotte wordt de lectio divina afgesloten met de contemplatie (contemplatio), waarbij wij als een geschenk van God zijn zienswijze overnemen op de dingen en ons afvragen: welke bekering van geest, hart en leven vraagt de Heer van ons? De heilige Paulus zegt in de Brief aan de Romeinen: “Stemt uw gedrag niet af op deze wereld. Wordt andere mensen met een nieuwe visie. Dan zijt ge in staat om uit te maken wat God van u wil en wat goed is, wat zeer goed is en volmaakt” (Rom. 12, 2). De contemplatie is er immers op gericht om in ons een visie van wijsheid op de werkelijkheid, volgens God, tot stand te brengen en in ons “de gedachte van de Heer” (1 Kor. 2, 16) te vormen.
Het Woord van God blijkt hier het criterium van onderscheid te zijn: het is “levend en krachtig. Het is scherper dan een tweesnijdend zwaard en dringt door tot het raakpunt van ziel en geest, van gewrichten en merg. Het ontleedt de bedoelingen en gedachten van de mens” (Heb. 4, 12). Het is goed er vervolgens aan te herinneren dat de lectio divina in haar dynamiek niet wordt afgesloten, zolang zij niet komt tot handelen (actio), dat het gelovige leven ertoe aanzet van zichzelf voor anderen een geschenk te maken in de liefde.
Deze passages vinden wij in de hoogste mate verenigd en samengevat in de figuur van de Moeder Gods. Als voorbeeld voor iedere gelovige van een volgzaam aanvaarden van het Woord van God “bewaarde zij al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf” (Lc. 2, 19) Vgl. Lc. 2, 51 , wist zij de diepe band te vinden die gebeurtenissen, daden en dingen die schijnbaar los van elkaar staan, in het goddelijke plan verbindt. Bisschoppensynodes, Boodschap van de Synodevaders aan het volk van God n.a.v. de Synode over het Woord van God (24 okt 2008), 9
Ik zou bovendien in herinnering willen brengen hetgeen gedurende de synode is aanbevolen omtrent het belang van het persoonlijk lezen van de Schrift, ook als praktijk die in de mogelijkheid voorziet volgens de gewone bepalingen van de Kerk een aflaat voor zichzelf of voor de overledenen te verwerven. Apostolische Penitentiarie, Decreet, Enchiridion Indulgentiarum (16 juli 1999), 30. § 1: “Plenaria indulgentia conceditur christifideli qui Sacram Scripturam, iuxta textum a competenti auctoritate adprobatum, cum veneratione divino eloquio debita et ad modum lectionis spiritalis, per dimidiam saltem horam legerit; si per minus tempus id egerit indulgentia erit partialis” De praktijk van de aflaat Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1471-1479 houdt de leer in van de oneindige verdiensten van Christus, die de Kerk, als bedienaar van de verlossing uitdeelt en toepast, maar zij houdt ook die van de gemeenschap van de heiligen in en zegt ons “hoe innig wij met elkaar in Christus zijn verbonden en hoezeer het bovennatuurlijke leven van ieder de ander tot nut kan zijn”. H. Paus Paulus VI, Apostolische Constitutie, Over de herziening van de aflatenpraktijk, Indulgentiarum Doctrina (1 jan 1967), 9 In dit perspectief ondersteunt het lezen van het Woord van God de weg van boete en bekering; het maakt het ons mogelijk de betekenis van het behoren tot de Kerk te verdiepen en het ondersteunt ons in een grotere vertrouwelijkheid met God. Zoals de heilige Ambrosius zei: wanneer wij met geloof de Heilige Schrift in handen nemen en deze lezen met de Kerk, dan wandelt de mens uiteindelijk met God in het paradijs. Vgl. H. Ambrosius van Milaan, Epistulae. 49, 3: PL 16, 1204A