Paus Benedictus XVI - 30 september 2010
Het verwijzen naar het performatieve karakter van het Woord van God in het sacramentele handelen en de verdieping van de relatie tussen Woord en Eucharistie brengen ons nu ertoe om dieper in te gaan op een belangrijk thema betreffende de sacramentaliteit van het Woord, dat gedurende de vergadering van de synode naar voren is gekomen. Vgl. Bisschoppensynodes, Van de 12e Gewone Bisschoppensynode over het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk (Engelstalige versie), Propositiones (25 okt 2008), 7 Het is nuttig, wat dit betreft, dat Paus Johannes Paulus II had gewezen “op het sacramentele karakter van de openbaring en in het bijzonder op het teken van de Eucharistie, waar de onlosmakelijke eenheid tussen de werkelijkheid en haar betekenis het mogelijk maakt, de diepte van het mysterie te bevatten”. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de verhouding van Geloof en Rede, Fides et Ratio (14 sept 1998), 13 Op grond hiervan begrijpen wij dat aan de oorsprong van de sacramentaliteit van het Woord van God nu juist het mysterie van de menswording staat: “het Woord is vlees geworden” (Joh. 1, 14), de werkelijkheid van het geopenbaarde mysterie biedt zich aan ons aan in het “vlees” van de Zoon. Het Woord van God maakt zich waarneembaar voor het geloof door het “teken” van menselijke woorden en handelingen. Het geloof herkent dus het Woord door de handelingen en woorden te aanvaarden waarmee Hij zelf zich aan ons toont. Het sacramentele karakter van de openbaring geeft daarom de heilshistorische wijze aan waarop het Woord van God binnentreedt in tijd en ruimte door gesprekspartner van de mens te worden, die is geroepen om in geloof zijn gave te aanvaarden.
De sacramentaliteit van het Woord laat zich zo begrijpen naar analogie van de werkelijke tegenwoordigheid van Christus onder de gedaante van het geconsacreerde brood en de geconsacreerde wijn. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1373-1374 Wanneer wij tot het altaar naderen en aan het gastmaal deelnemen, delen wij in werkelijkheid in het lichaam en bloed van Christus. De verkondiging van het Woord van God in de viering brengt met zich mee dat wij erkennen dat het Christus zelf is die aanwezig is en zich tot ons richt Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 7 om te worden aanhoord. Over de houding die wij moeten aannemen zowel ten opzichte van de Eucharistie als van het Woord zegt de heilige Hiëronymus:
“Wij lezen de Heilige Schrift. Ik denk dat het evangelie het lichaam van Christus is; ik denk dat de Heilige Schrift zijn onderricht is. En wanneer Hij zegt: Wie mijn vlees niet eet en mijn bloed niet drinkt (Joh. 6, 53), kan men deze woorden weliswaar ook begrijpen in de zin van het mysterie (van de Eucharistie), maar het lichaam van Christus en zijn bloed is toch werkelijk het woord van de Schrift, het is het onderricht van God. Wanneer wij tot het mysterie (van de Eucharistie) naderen, voelen wij ons verloren als er een kruimel op de grond valt. En wanneer wij aan het luisteren zijn naar het Woord van God en het Woord van God en het vlees van God en zijn bloed in onze oren worden gegoten, en wij aan iets anders denken, in wat voor groot gevaar komen wij dan terecht?”. H. Hieronymus, Het boek der Psalmen volgens de Hebreeuwse waarheid, In Psalmum. 147: CCL 78, 337-338
Christus die werkelijk tegenwoordig is in de gedaanten van brood en wijn, is op analoge wijze ook tegenwoordig in het Woord dat in de liturgie wordt verkondigd. Het begrip van de sacramentaliteit van het Woord verdiepen kan dus bevorderen dat wij de openbaring “in daden en woorden die innerlijk met elkaar verbonden zijn”, 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 2 meer als een eenheid verstaan tot nut van het geestelijk leven van de gelovigen en het pastoraal handelen van de Kerk.