Paus Benedictus XVI - 30 september 2010
Een ander belangrijk thema dat gedurende de synode naar voren is gekomen en waarop ik nu de aandacht wil vestigen, is de interpretatie van de Heilige Schrift in de Kerk. Juist het intrinsieke verband tussen Woord en geloof maakt duidelijk dat een authentieke hermeneutiek van de bijbel alleen maar kan plaats vinden binnen het geloof van de Kerk, dat in het ja van Maria zijn model heeft. De heilige Bonaventura zegt naar aanleiding hiervan dat er zonder het geloof geen sleutel is om tot de heilige tekst te naderen: “Dit is de kennis van Jezus Christus, uit wie, als een bron, de zekerheid en het begrip van heel de Heilige Schrift voortkomen. Daarom is het onmogelijk dat iemand tot de kennis daarvan komt als hij niet eerst het ingegeven geloof van Christus heeft, dat een lamp, poort en ook fundament is van heel de Heilige Schrift”. H. Bonaventura, Breviloquium. Prol.: Opera Omnia, V, Quaracchi 1891, pp. 201-202 En de heilige Thomas van Aquino stelt met nadruk, de heilige Augustinus citerend: “Ook de letter van het evangelie doodt als de innerlijke, genezende genade van het geloof ontbreekt”. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. Ia-IIae, q. 106, a. 2
Dit vergunt het ons te herinneren aan een fundamenteel criterium van de Bijbelse hermeneutiek: de plaats van oorsprong van de interpretatie van de Schrift is het leven van de Kerk. Deze bewering verwijst niet naar de Kerk als een extrinsiek criterium waarnaar de exegeten zich moeten plooien, maar komt voort uit de werkelijkheid zelf van de Schrift en door de wijze waarop zij in de tijd tot stand is gekomen. Immers, “de geloofstradities vormden de levende omgeving waarin de literaire activiteit van de auteurs van de Heilige Schrift zich invoegt. Dit zich invoegen hield ook in een deelname aan het liturgisch leven en de uiterlijke activiteit van de gemeenschappen, aan hun cultuur en de wederwaardigheden van hun historische bestemming. De interpretatie van de Heilige Schrift vereist daarom op gelijke wijze een deelname van de exegeten aan heel het leven en heel het geloof van de gelovende gemeenschap van hun tijd”.86 “Omdat de Heilige Schrift in dezelfde Geest moet worden gelezen en verklaard waarin zij is geschreven”, 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 12 is het bijgevolg noodzakelijk dat exegeten, theologen en het volk van God haar moeten benaderen voor wat zij werkelijk is, als Woord van God, dat zich aan ons meedeelt door menselijke woorden Vgl. 1 Tess. 2, 13 . Dit is een constant en impliciet gegeven in de Bijbel zelf: “geen profetie van de Schrift laat eigenmachtige uitleg toe. Want profetie is nooit voortgekomen uit menselijke aandrift, door de Heilige Geest gedreven hebben mensen gesproken van Godswege” (2 Pt. 1, 20-21). Het is overigens juist het geloof van de Kerk dat in de Bijbel het Woord van God herkent; zoals op bewonderenswaardige wijze de heilige Augustinus zegt: “Ik zou niet in het Evangelie geloven als het gezag van de katholieke Kerk mij niet daartoe zou brengen”. H. Augustinus, Contra epistulam Manichaei quam vocant fundamenti. V, 6: PL 42, 176 De Heilige Geest, die het leven van de Kerk bezielt, is het die ons in staat stelt om de Schrift op authentieke wijze te interpreteren. De Bijbel is het boek van de Kerk en zij is ingebed in het leven van de Kerk en daarom ontstaat hieruit de ware hermeneutiek.