Paus Benedictus XVI - 30 september 2010
Hieruit kan men afleiden hoe belangrijk het is dat het volk van God duidelijk wordt onderricht en gevormd om tot de Heilige Schrift te naderen in verband met de levende overlevering van de Kerk en zo daarin het Woord van God zelf te herkennen. Het is zeer belangrijk deze houding in de gelovigen te doen groeien, gezien vanuit het standpunt van het geestelijk leven. Naar aanleiding hiervan kan het nuttig zijn te herinneren aan een analogie die is ontwikkeld door de kerkvaders, tussen het Woord van God dat “vlees” wordt, en het Woord dat “boek” wordt. Vgl. Bisschoppensynodes, Boodschap van de Synodevaders aan het volk van God n.a.v. de Synode over het Woord van God (24 okt 2008), 5 De dogmatische constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Dei Verbum
Over de Goddelijke openbaring
(18 november 1965) neemt deze oude overlevering over, volgens welke “het lichaam van de Zoon de Schrift is die aan ons is overgeleverd” – zoals de heilige Ambrosius zegt H. Ambrosius van Milaan, Expositio Evangelii secundum Lucam. 6, 33: PL 15, 1677 – en verklaart: “De woorden van God, uitgedrukt in de talen van de mensen, zijn aan menselijk spreken gelijk geworden, zoals eenmaal het Woord van de eeuwige Vader, door het zwakke vlees van de mensheid aan te nemen, aan de mensen gelijk is geworden.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 13 Als de Heilige Schrift zo wordt verstaan, dan presenteert zij zich aan ons ondanks de veelheid van haar vormen en inhoud als één werkelijkheid. Immers, “God zegt door alle woorden van de Heilige Schrift heen slechts één Woord, zijn enig Woord waarin Hij zich geheel uitspreekt Vgl. Heb. 1, 1-3
”, Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 102 H. Rupertus Tuitensis, De operibus Spiritus Sancti,. I,6: SC 131, pp. 72-74 zoals reeds de heilige Augustinus duidelijk stelde: “Denkt eraan dat er maar één verhaal van God is dat zich in heel de Heilige Schrift ontwikkelt, en één Woord dat weerklinkt op de lippen van alle heilige schrijvers”. H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos. 103, IV, 1: PL 37,1378 Vgl. Origenes van Alexandrië, Commentaria in Ioannem. V, 5-6: SC 120, pp. 380-384
Kortom, door het werk van de Heilige Geest en onder leiding van het leergezag geeft de Kerk aan alle generaties door wat in Christus is geopenbaard. De Kerk leeft in de zekerheid dat haar Heer, die in het verleden heeft gesproken, niet ophoudt vandaag zijn Woord mee te delen in de levende overlevering van de Kerk en in de Heilige Schrift. Het Woord van God wordt ons immers gegeven in de Heilige Schrift als geïnspireerd getuigenis van de openbaring die met de levende overlevering van de Kerk de hoogste geloofsregel vormt. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 21