Paus Benedictus XVI - 30 september 2010
Met dit alles brengt de Kerk het bewustzijn tot uitdrukking dat zij met Jezus staat voor het definitieve Woord van God. Hij is “de eerste en de laatste” (Openb. 1, 17). Hij heeft de schepping en de geschiedenis haar definitieve zin gegeven; daardoor zijn wij geroepen om in de tijd te leven, de schepping van God te bewonen, binnen dit eschatologische ritme van het Woord; “de christelijke heilsbedeling, die immers het nieuwe en het definitieve verbond is, zal nooit voorbijgaan en er is geen nieuwe publieke openbaring te verwachten vóór de glorievolle verschijning van onze Heer Jezus Christus Vgl. 1 Tim. 6, 14
Vgl. Tit. 2, 13
”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 4 Zoals immers de synodevaders gedurende de vergadering in herinnering hebben gebracht, “openbaart zich de specificiteit van het christendom in het gebeuren Jezus Christus, hoogtepunt van de openbaring, vervulling van de beloften van God en middelaar van de ontmoeting tussen de mens en God. Hij “die ons God heeft doen kennen” Vgl. Joh. 1, 18
is het enige en definitieve Woord dat aan de mensheid is gegeven”. Bisschoppensynodes, Van de 12e Gewone Bisschoppensynode over het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk (Engelstalige versie), Propositiones (25 okt 2008), 4 De heilige Paus Benedictus XVI - Audiëntie
H. Johannes van het Kruis
(16 februari 2011) heeft deze waarheid op bewonderenswaardige wijze verwoord: “Vanaf het ogenblik dat Hij ons zijn Zoon heeft gegeven, die zijn enige, definitieve Woord is, heeft Hij ons alles in een keer in dit ene Woord gezegd en heeft Hij niets meer te zeggen. (...) Immers, wat Hij eens in gedeelten tot de profeten zei, dat heeft Hij in zijn geheel in zijn Zoon gezegd door ons alles te geven wat zijn Zoon is. Wie daarom de Heer nog vragen zou willen stellen en van Hem visioenen of openbaringen zou willen vragen, die zou niet alleen een domheid begaan, maar God ook beledigen, omdat hij zijn blik niet enkel op Christus richt en op zoek is naar andere dingen en nieuwigheden”. H. Johannes van het Kruis, De bestijging van de Berg Karmel, Subida del Monte Carmelo. II, 22
Dientengevolge heeft de synode aanbevolen “de gelovigen te helpen om het Woord van God goed te onderscheiden van privé-openbaringen” Bisschoppensynodes, Van de 12e Gewone Bisschoppensynode over het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk (Engelstalige versie), Propositiones (25 okt 2008), 47, waarvan de rol “niet is (...) de definitieve openbaring van Christus “aan te vullen”, maar te helpen om deze voller te beleven in een bepaald tijdperk van de geschiedenis”. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 67 De waarde van privé-openbaringen verschilt wezenlijk van de ene publieke openbaring: deze vraagt om ons geloof; daarin spreekt immers God zelf tot ons door middel van menselijke woorden en door bemiddeling van de levende gemeenschap van de Kerk. Het criterium voor de waarheid van een privé-openbaring is dat het georiënteerd moet zijn op Christus zelf. Wanneer deze van Hem verwijdert, dan komt zij vrij zeker niet van de Heilige Geest, die ons naar het binnenste van het Evangelie brengt en niet daarbuiten. De privé-openbaring is een hulp voor het geloof en blijkt daarom juist geloofwaardig te zijn, omdat zij verwijst naar de ene publieke openbaring. Daarom geeft de kerkelijke goedkeuring van een privé-openbaring in wezen aan dat de betreffende boodschap niets bevat wat met het geloof en de goede zeden in strijd is; het is geoorloofd dit openbaar te maken en de gelovigen mogen op prudente wijze hun instemming hiermee betuigen. Een privé-openbaring kan nieuwe accenten leggen, nieuwe vormen van vroomheid doen ontstaan en oude verdiepen. Zij kan een bepaald profetisch karakter hebben Vgl. 1 Tess. 5, 19-21 en een waardevolle hulp zijn om in deze tijd het Evangelie beter te begrijpen en te beleven; daarom mag men dit niet veronachtzamen. Het is een hulp die wordt geboden; maar het is niet verplicht er gebruik van te maken. In elk geval moet het een voeding zijn van geloof, hoop en liefde, die voor allen de permanente weg van het heil zijn. Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Theologisch commentaar op de Verschijningen van Fatima (13 mei 2000). Ench. Vat. 19, Nr. 974-1021