Paus Benedictus XVI - 30 september 2010
Nu wij gekomen zijn, om zo te zeggen, bij de kern van de “Christologie van het Woord”, is het noodzakelijk de eenheid van het goddelijk plan in het mensgeworden Woord te onderstrepen: hierdoor houdt het Nieuwe Testament ons het paasmysterie in overeenstemming met de Heilige Schrift als een diepste vervulling voor. De heilige Paulus zegt in de Eerste brief aan de Korintiërs dat Jezus Christus is gestorven voor onze zonden “volgens de Schriften” (1 Kor. 15, 3) en dat Hij is verrezen op de derde dag “volgens de Schriften” (1 Kor. 15, 4). Hiermee brengt de Apostel de gebeurtenis van de dood en verrijzenis van de Heer in verband met de geschiedenis van het Oude Verbond van God met zijn volk. Wat meer is, hij doet ons begrijpen dat die geschiedenis daardoor haar logica en ware betekenis krijgt. In het paasmysterie gaan “de woorden van de Schrift in vervulling, dat wil zeggen, deze dood, verwezenlijkt ‘volgens de Schriften’, is een gebeurtenis die in zich een logos, een logica bevat: de dood van Christus bewijst dat het Woord van God ten diepste ‘vlees’ is geworden, menselijke ‘geschiedenis’.” Paus Benedictus XVI, Audiëntie, Hij is verrezen (15 apr 2009), 5 Ook de verrijzenis van Christus gebeurt “op de derde dag volgens de Schriften”: daar volgens de joodse interpretatie het bederf na de derde dag begon, wordt het woord van de Schrift vervuld in Jezus, die verrijst, voordat het bederf begint. Zo onderstreept de heilige Paulus, daarbij trouw de leer van de apostelen doorgevend Vgl. 1 Kor. 15, 3 , dat de overwinning van Christus op de dood geschiedt door de scheppende macht van het Woord van God. Deze goddelijke macht brengt hoop en vreugde: dit is definitief de bevrijdende inhoud van de openbaring van Pasen. In Pasen openbaart God zichzelf en de macht van de trinitaire liefde, die de verwoestende krachten van het kwaad en de dood vernietigt.
Wanneer wij deze wezenlijke elementen van ons geloof in herinnering brengen, kunnen wij zo de diepe eenheid tussen schepping en nieuwe schepping en heel de heilsgeschiedenis in Christus aanschouwen. Om het met een beeld uit te drukken: wij kunnen de kosmos vergelijken met een “boek” – zo zei ook Galileo Galilei het – en deze zien als “het werk van een schrijver die zich door middel van de ‘symfonie’ van de schepping uitdrukt. Binnen deze symfonie bevindt zich op een gegeven punt wat men in de taal van de muziek een ‘solo’ zou noemen, een thema dat is toevertrouwd aan één instrument of één stem; en dit thema is zo belangrijk dat hiervan de betekenis van heel het werk afhangt. Deze ‘solo’ is Jezus (...) De Mensenzoon vat in zich hemel en aarde samen, schepping en Schepper, vlees en Geest. Hij is het middelpunt van de kosmos en de geschiedenis, omdat de Schepper en zijn werk zich in Hem verenigen zonder zich te vermengen”. Paus Benedictus XVI, Angelus/Regina Caeli, Op Epifanie, de Openbaring van de Heer (Driekoningen) (6 jan 2009), 4