Paus Benedictus XVI - 30 september 2010
Hoe meer wij ons ter beschikking weten te stellen van het goddelijk Woord, des te meer kunnen wij constateren dat het mysterie van Pinksteren ook vandaag in de Kerk van God werkzaam is. De Geest van de Heer blijft zijn gaven uitstorten over de Kerk, opdat wij worden gebracht tot de gehele waarheid door voor ons de betekenis van de Schriften te ontsluiten en ons in de wereld geloofwaardige verkondigers te maken van het Woord van het heil. Zo keren wij terug tot de eerste brief van de heilige Johannes. In het Woord van God hebben ook wij het Woord des levens gehoord, gezien en aangeraakt. Wij hebben door genade de boodschap aanvaard dat het eeuwig leven zich heeft geopenbaard, zodat wij nu erkennen dat wij met elkaar een gemeenschap vormen met wie ons zijn voorgegaan in het teken van het geloof, en met allen die, verspreid over de wereld, het Woord aanhoren, de eucharistie vieren, het getuigenis van de liefde beleven. Het meedelen van deze boodschap, zo brengt ons de apostel Johannes in herinnering, wordt ons gegeven “om ons aller vreugde volkomen te maken” (1 Joh. 1, 4).
De synodevergadering heeft ons laten ervaren wat er vervat ligt in de boodschap van Johannes: de verkondiging van het Woord schept gemeenschap en brengt vreugde tot stand. Het betreft een diepe vreugde, die voortkomt uit het hart zelf van het trinitaire leven en zich aan ons meedeelt in de Zoon. Het betreft de vreugde als onuitsprekelijke gave die de wereld niet kan geven. Men kan feesten organiseren, maar niet de vreugde. Volgens de Schrift is de vreugde de vrucht van de Heilige Geest Vgl. Gal. 5, 22 , die het ons mogelijk maakt binnen te treden in het Woord en ervoor te zorgen dat het Woord in ons binnentreedt en vrucht draagt voor het eeuwig leven. Door het Woord van God te verkondigen in de kracht van de Heilige Geest wensen wij ook de bron mee te delen van de ware vreugde, niet van een oppervlakkige en voorbijgaande vreugde, maar die welke voortkomt uit een bewustzijn dat alleen de Heer Jezus woorden heeft van eeuwig leven Vgl. Joh. 6, 68 .