Paus Benedictus XVI - 30 september 2010
Aan het einde van deze overwegingen, waarmee ik de rijkdom van de 12e Gewone Algemene Vergadering van de Bisschoppensynode over het Woord van God in het leven en in de zending van de Kerk heb willen samenvatten en verdiepen, wens ik nogmaals heel het volk van God, herders, Godgewijde personen en leken, aan te sporen zich ervoor in te zetten om steeds meer vertrouwd te raken met de Heilige Schrift. Wij moeten nooit vergeten dat het in de Kerk verkondigde, aanvaarde, gevierde en overwogen Woord van God ten grondslag ligt aan iedere authentieke en levende christelijke spiritualiteit. Deze intensivering van de relatie met het goddelijk Woord zal met een groter elan tot stand komen, naarmate wij ons meer ervan bewust zullen worden dat wij zowel in de Heilige Schrift als in de levende overlevering van de Kerk staan voor het definitieve Woord van God over de kosmos en zijn geschiedenis.
Zoals ons de Proloog van het Evangelie van Johannes laat zien, staat heel het zijn in het teken van het Woord. Het Woord gaat uit van de Vader en neemt verblijf onder de zijnen en keert terug in de schoot van de Vader om met zich heel de schepping mee te nemen, die in Hem en door Hem is geschapen. Nu beleeft de Kerk haar zending in bange verwachting van de eschatologische verschijning van de Bruidegom: “De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom’” (Openb. 22, 17). Dit wachten is nooit passief, maar is een missionair verlangen om het Woord van God, dat iedere mens geneest en verlost, te verkondigen: ook vandaag zegt de verrezen Jezus tot ons: “Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het Evangelie aan heel de schepping” (Mc. 16, 15).