Paus Benedictus XVI - 30 september 2010
De Kerk erkent de ontmoeting, de dialoog en de samenwerking met alle mensen van goede wil, in het bijzonder met personen die behoren tot de verschillende religieuze tradities van de mensheid, als een essentieel onderdeel van de verkondiging van het Woord, waarbij de Kerk vormen van syncretisme en relativisme vermijdt en de lijnen volgt die worden aangegeven door de verklaring van het Tweede Vaticaans Concilie 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965) en vervolgens door het leergezag van de Pausen zijn ontwikkeld. Men herinnere zich onder de talrijke verschillende bijdragen: H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de Heilige Geest in het leven van de Kerk en de wereld, Dominum et vivificantem (18 mei 1986) H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990) [Interreligieuze gebedsdag voor de Wereldvrede - Assisi] Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk, Dominus Iesus (6 aug 2000) Het snelle proces van de globalisering, dat karakteristiek is voor onze tijd, maakt het mogelijk om in nauwer contact te komen met personen van andere culturen en religies. Het betreft een providentiële mogelijkheid om te laten zien hoe een authentiek religieus gevoel onder de mensen relaties van universele broederschap kan bevorderen. Het is van groot belang dat de religies in onze vaak geseculariseerde samenlevingen een mentaliteit bevorderen die in de Almachtige God het fundament ziet van al het goede, de onuitputtelijke bron van het morele leven, de steun van een diep gevoel van universele broederschap.
In de Hebreeuws-christelijke traditie vindt men bijvoorbeeld het suggestieve getuigenis van de liefde van God voor alle volkeren, die Hij reeds in het Verbond met Noach weer verenigt in een grote omarming, gesymboliseerd door de “boog in de wolken” (Gen. 9, 13.14.16), en die Hij volgens de woorden van de profeten in een universele familie bijeen wil brengen Vgl. Jes. 2, 2. vv Vgl. Ps. 47 . Men registreert in vele religieuze tradities inderdaad getuigenissen van de innige band die er bestaat tussen de relatie met God en de ethiek van de liefde.