
H. Paus Johannes Paulus II - 16 oktober 1987
Ik doe een dringend beroep op mijn broeders in het bisschopsambt, op hun medewerkers de priesters, op de orden en religieuze congregaties, vooral op hen die zich op grond van een speciaal charisma aan de dienst van de roepingen wijden, op de catechisten, de leerkrachten en allen die hoe dan ook in het apostolaat van de roepingen werkzaam zijn, om op deze roepingenzondag en gedurende het hele Mariajaar van harte de moederlijke zorg van Maria bij het ontstaan en de ondersteuning van de roepingen te belichten.
Moren de mariaoorden, die over de hele wereld verspreid zijn, bevoorrechte plaatsen van roepingenpastoraal zijn en centra van voortdurend gebed voor roepingen. Onder de hoede van Maria zullen onze smeekbeden tot de Heer van de oogst immers spoedig verhoring vinden.
Ik doe ook nogmaals een beroep op de christelijke gezinnen. Men kan hen als het ware beschouwen als het eerste seminarie en de onvervangbare bron van roepingen 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de priesteropleiding, Optatam Totius Ecclesiae (28 okt 1965), 2. Daarom zou ik wensen, dat zij in het gezin een klimaat van christelijk en mariaal gebed weten te scheppen dat het luisteren zal bevorderen naar de stem van de Heer en het edelmoedige en in vreugde aangehouden antwoord van de kinderen. Maar heel in het bijzonder herhaal ik mijn boodschap aan de jongeren. Ik zou willen dat de jeugd van de hele wereld Maria meer en meer ontdekken zal. Zij is de draagster van het onverwoestbare kenmerk van jeugdigheid en schoonheid, een kenmerk dat nooit vergaat. Mogen de jongeren groeien in vertrouwen in Maria en het leven dat vóór hen ligt aan haar toewijden.
Aan Maria, de Moeder van de goddelijke genade, vertrouw ik de roepingen toe. Dat de nieuwe lente en de stijging van het aantal roepingen in heel de kerk gezien mogen worden als een bijzonder bewijs van haar moederlijke deelname aan het mysterie van Christus en aan het mysterie van zijn Kerk over de hele wereld.