
H. Paus Johannes Paulus II - 16 oktober 1987
Dierbare Broeders in het Bisschopsambt
Geliefde broeders en zusters over de gehele wereld
Met een hart vol vreugde en hoop zullen wij op zondag 24 april de wereldbiddag voor roepingen vieren. Het is een dag waarop wij nog volop delen in de paasvreugde. Het is alweer vijfentwintig jaar geleden, dat de grote paus Paulus VI, zaliger gedachtenis, de hele kerk heeft willen uitnodigen om op een speciale dag te bidden voor de gewijde roepingen. Dat gebeurt niet alleen vanwege onderricht (Mt. 9, 38)(Lc. 10, 2) en het voorbeeld van Christus, maar ook vanwege de natuur zelf van de roeping. Zij is een mysterievolle en transcendente werkelijkheid, die haar oorsprong vindt in God zelf. Zo’n dag onderstreept ook de betekenis van het gebed, waardoor men op vruchtbare wijze meewerkt aan het verlossingsplan van de Vader.
Het is mij een troost de laatste jaren te kunnen vaststellen, dat er op verschillende plaatsen van de wereld een duidelijke toename is van mensen die zich aangetrokken voelen tot het priesterschap of die hun verlangen uitdrukken Christus te volgen in een leven volgens de ‘evangelische raden.’ Het is een bewijs dat de inzet en het doorzettingsvermogen in het pastorale werk ten gunste van de roepingen belangrijke vruchten draagt bij allen die met een gelovig, open en onvermoeibaar hart werken in de wijngaard van de Heer. In toenemende mate wordt de crisis immers overwonnen waar men het geloof intens beleeft, waar men slaagt in de nieuwe evangelisatie en waar het paasmysterie van Jezus realiteit wordt in het leven van mensen.
Dat de woorden van de Heer: ’Slaat de ogen op en kijkt naar de velden, ze staan wit, rijp voor de oogst’ (Joh. 4, 35) en ‘Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten’ (Mt. 9, 38) als een dringende uitnodiging mogen weerklinken. Want het is essentieel deze oproep te beluisteren met een groot geloof en een oprechte hoop. Zonder dit speciale, dagelijkse, aandringende en vertrouwvolle gebed is een echte roepingenpastoraal niet denkbaar. Dit gebed moet immers spreken van innerlijke beschikbaarheid om actief mede te werken aan het wekken van roepingen. Het moet alles wat nodig is durven vragen opdat roepingen ontluiken, maar ook opdat de geroepenen doorzetten, zich heiligen en vruchtbaar zijn in hun zending.
Iedere geroepene die de ogen gericht houdt op Maria vindt in haar een volmaakt voorbeeld van het kennen van Gods wil, van het voornemen de Heer resoluut en van harte te volgen, en van de nederige en vreugde volle aanvaarding van alle offers die deze keuze tot dienstbaarheid en liefde met zich brengt.
Een geloofsgemeenschap, die haar plichten ten aanzien van de roepingen vervult, ziet Maria als ‘degene die door haar menigvuldige voorspraak voortgaat ons de genade van het eeuwige heil te bezorgen’ 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 62. Waarom zou zij, die de Moeder is van alle roepingen, ons dan ook niet de gave van de roeping schenken? Met moederlijke liefde draagt zij bij tot de hergeboorte en tot de opvoeding van de zonen en dochters van de kerk. Heeft Jezus haar in het uur van het kruis niet gezegd: ‘Vrouw, zie daar uw zoon, en tot de leerling: Zie daar uw moeder’ (Joh. 19, 26-27)? Deze woorden bepalen de plaats van Maria in het leven van de leerlingen van Christus en zij geven uitdrukking aan een nieuw geestelijk moederschap in de orde van de genade. Maria immers smeekt zonder ophouden om de gave van de Heilige Geest, die de nieuwe kinderen van God verwerkt Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Moeder van de Verlosser, Redemptoris Mater (25 mrt 1987), 44.
Ik doe een dringend beroep op mijn broeders in het bisschopsambt, op hun medewerkers de priesters, op de orden en religieuze congregaties, vooral op hen die zich op grond van een speciaal charisma aan de dienst van de roepingen wijden, op de catechisten, de leerkrachten en allen die hoe dan ook in het apostolaat van de roepingen werkzaam zijn, om op deze roepingenzondag en gedurende het hele Mariajaar van harte de moederlijke zorg van Maria bij het ontstaan en de ondersteuning van de roepingen te belichten.
Moren de mariaoorden, die over de hele wereld verspreid zijn, bevoorrechte plaatsen van roepingenpastoraal zijn en centra van voortdurend gebed voor roepingen. Onder de hoede van Maria zullen onze smeekbeden tot de Heer van de oogst immers spoedig verhoring vinden.
Ik doe ook nogmaals een beroep op de christelijke gezinnen. Men kan hen als het ware beschouwen als het eerste seminarie en de onvervangbare bron van roepingen 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de priesteropleiding, Optatam Totius Ecclesiae (28 okt 1965), 2. Daarom zou ik wensen, dat zij in het gezin een klimaat van christelijk en mariaal gebed weten te scheppen dat het luisteren zal bevorderen naar de stem van de Heer en het edelmoedige en in vreugde aangehouden antwoord van de kinderen. Maar heel in het bijzonder herhaal ik mijn boodschap aan de jongeren. Ik zou willen dat de jeugd van de hele wereld Maria meer en meer ontdekken zal. Zij is de draagster van het onverwoestbare kenmerk van jeugdigheid en schoonheid, een kenmerk dat nooit vergaat. Mogen de jongeren groeien in vertrouwen in Maria en het leven dat vóór hen ligt aan haar toewijden.
Aan Maria, de Moeder van de goddelijke genade, vertrouw ik de roepingen toe. Dat de nieuwe lente en de stijging van het aantal roepingen in heel de kerk gezien mogen worden als een bijzonder bewijs van haar moederlijke deelname aan het mysterie van Christus en aan het mysterie van zijn Kerk over de hele wereld.
Laat ons bidden.Moeder van de Kerk, wij richten ons tot U. Door uw ja-woord hebt Gij de deur geopend voor de komst van Christus in de wereld, in de geschiedenis en in ons hart. In stille nederigheid en totale beschikbaarheid hebt Gij deze roeping van de Allerhoogste ontvangen.
Maak dat ook nu vele mannen en vrouwen het dringende wordt van uw Zoon: ‘Volg mij’ weten te horen. Maak dat ze de moed vinden om hun familie, hun beslommeringen en hun binnenwereldse verwachtingen te verlaten en Christus te volgen op de weg die Hij hun wijst.
Strek uw moederhand uit over de missionarissen in de hele wereld, over de mannelijke en vrouwelijke religieuzen die bejaarden, zieken, gehandicapten en weeskinderen bijstaan, over allen die werkzaam zijn in het onderwijs. Strek uw hand uit over de leden van de seculiere instituten, die in stilte zoveel goed proberen te doen, en over hen die het geloof en de liefde beleven in een slotklooster en daar bidden voor de redding van de wereld.
Bij al deze wensen geef ik van harte mijn apostolische zegen aan u allen, mijn dierbare broeders in het bisschopsambt, aan de priesters, de mannelijke en vrouwelijke religieuzen en aan heel het volk Gods. En heel in het bijzonder denk ik aan de jongeren, jongens en meisjes, die met enthousiasme en edelmoedigheid de roeping van Jezus horen en volgen.
Vaticaanstad, 16 oktober 1987.
Paus Johannes Paulus II