
Paus Benedictus XVI - 13 februari 2010
Zonder het fundamenteel principe van de menselijke waardigheid zou het zeer moeilijk zijn een bron te vinden voor de rechten van de persoon en is het onmogelijk een ethische oordeel te vellen over wetenschappelijke verworvenheden die rechtstreeks te maken hebben met het menselijk leven. Het is bijgevolg noodzakelijk, met klem te herhalen dat de menselijke waardigheid niet alleen in verband met externe elementen kan begrepen worden zoals de vooruitgang van de wetenschap, de geleidelijkheid in de ontwikkeling van het menselijk leven of een goedkoop medelijden in grenssituaties. Als men respect inroept voor de waardigheid van de mens, is het fundamenteel dat dit respect volledig, totaal en zonder dwang is maar de erkenning dat het steeds om een menselijk leven gaat, is altijd een plicht. Zeker, het menselijk leven kent een eigen ontwikkeling en de horizon van wetenschappelijk onderzoek en bio-ethiek ligt open, maar als het gaat om domeinen die betrekking hebben tot het menselijk wezen, moet herhaald worden dat wetenschappers nooit mogen denken dat zich in hun handen slechts onbezielde en manipuleerbare materie bevindt. Het leven van de mens is vanaf het eerste ogenblik namelijk gekenmerkt door het feit menselijk leven te zijn en om die reden is het altijd, overal en ondanks alles, drager van een eigen waardigheid Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Instructie betreffende zekere bio-ethische vraagstukken, Dignitas Personae (8 sept 2008), 5. Anders zullen wij steeds het gevaar lopen dat de wetenschap als instrument gebruikt wordt met het onvermijdelijke gevolg dat men gemakkelijk vervalt in willekeur, discriminatie en het economisch belang van de sterkste.